|
Alias
|
Do-Khyi
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
230
|
Sectie
|
2.2
|
Deze Molosser is een directe afstammeling van de Grote Tibetaanse
hond. De Tibetaanse Mastiff is afkomstig van de Centraal Aziatische
hoogvlaktes. Zijn migratie is als volgt verlopen: centraal
Azië, Klein Azië, Oost-Europa en vervolgens Centraal
Europa. Hij is de voorvader van menig moderne Molosser. Men vindt
hem in de steppen en aan de voet van de Himalaya, steeds als vee-
en schapenhoeder of als dorpsbewaker. Vroeger was hij veel groter
dan tegenwoordig. Marco Polo zei dat hij zo groot was als een ezel.
In de negentiende eeuw werd hij met uitsterven bedreigd en door
Britse fokkers gered.
Type hond
Molosser Bergtype
Land van herkomst
Tibet
Oorspronkelijke naam
Do-Khyi (draaghond)
Andere naam
Tibetaanse Mastiff, Tibetaanse Dog, Tibetaanse berghond
Karakter
Rustiek, groot weerstandsvermogen, rustig, enigszins koppig, en
introvert. De Tibetaanse Mastiff is erg gehecht aan de baas. Hij is
afstandelijk ten opzichte van vreemden, en kan zich dan zelfs
agressief opstellen. Het is een zeer waakzame hond vooral 's
nachts, het is een geboren waker. Zijn blaf, een echt gebrul, is
indrukwekkend. Met de opvoeding moet vroeg begonnen worden en een
consequente opvoeding met veel geduld en doorzettingsvermogen is
noodzakelijk. Deze hond is pas volledig ontwikkeld op een leeftijd
van drie of vier jaar. De teef is slecht eens per jaar loops.
Verzorging
Dit is geen hond om op een appartement te houden. Hij heeft ruimte
en beweging nodig en moet wekelijks geborsteld worden.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Waakhond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Zwaar en stevig. Massieve schedel. Diepe stop. Rechthoekige snuit.
Sterke kaken. Brede neus. Goed ontwikkelde lippen.
Ogen
Van gemiddelde grootte, ovaal, iets schuin ingeplant, staan wijd
uit elkaar. Alle kastanjebruine schakeringen zijn mogelijk.
Oren
Van een gemiddelde grootte, driehoekig en afhangend.
Lichaam
Stevig, iets langer dan hoog. Stevige, gewelfde hals zonder te
grote keelhuid en met een dikke kraag. Diepe borst en matig brede
borstkas. Rechte rug. Weinig opvallende croupe.
Ledematen
Zware botten. Ronde, stevige en compacte voeten.
Staart
Matig lang tot lang maar reikt niet voorbij het spronggewricht.
Dicht behaard. Wordt in een lichte krul over de rug gedragen.
Vacht
Lang, dik, recht en stug. Nooit zijdeachtig, gekruld of gegolfd.
Dichte, dikke en wollige ondervacht in het koude seizoen.
Kleur
Diepzwart, black-and-tan, kastanjebruin, verschillende goud- en
grijsschakeringen, eveneens grijs met goudkleurige aftekeningen.
Een witte vlek op de borst is toegestaan. Kleine witte vlekjes op
de voeten worden getolereerd. Tan en goudkleurige vlekken vinden we
boven de ogen, op de onderbenen en aan het uiteinde van de
staart.
Schofthoogte
Reuen: ongeveer 66 cm. Teven: ongeveer 61 cm.
Borstomvang
Gewicht
35-80 kg.
|
|
|