|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
205
|
Sectie
|
5
|
De Chow Chow (in zijn geboorteland Chou, "jachthond", genoemd) is
al meer dan twee duizend jaar populair in China. De Hunnen,
Mongolen en Tartaren gebruikten het ras tijdens de oorlog voor de
jacht en als waakhond. Deze hond met bontvacht werd soms gegeten
(chow betekent "voedsel") en zijn bont werd voor kleding gebruikt.
Het ras verscheen voor het eerst in 1865 in Europa toen Koningin
Victoria een prachtig exemplaar werd aangeboden. Selectief fokken
begon in Engeland in 1887 in een poging een meer sociale Chow Chow
te ontwikkelen. Het ras werd door de Kennel Club in 1894 erkend.
Het wordt nu als een luxe gezelschapshond gezien.
Type hond
Aziatische Keeshonden en soortgelijken
Land van herkomst
China
Oorspronkelijke naam
Chou
Andere naam
Chow Chow, De Chow
Karakter
Deze krachtige, moedige, onafhankelijke en rustige hond heeft een
sterke, gereserveerde persoonlijkheid. De Chow Chow blaft zelden en
is niet erg actief. Hij vormt een sterke band met zijn baas, maar
hij is nogal afstandelijk en niet extravert. Hij is zeer argwanend
tegenover vreemden, en is daardoor een uitstekende waakhond. Hij is
agressief ten opzichte van andere honden. Consequente, maar
geduldige zachtaardige opvoeding moet al op zeer jonge leeftijd
beginnen.
Verzorging
De Chow Chow kan zich aan het stadsleven aanpassen, mist hij de
kans krijgt dagelijks veel te lopen. Dagelijks borstelen en kammen
is nodig voor deze zeer verzorgende hond. Vaker en stevig borstelen
is aan te bevelen tijdens de seizoensrui. De Chow Chow heeft er een
hekel aan om vastgelegd te worden en kan slecht tegen warmte.
Gebruik
Jachthond. Trekhond. Vee- en schapenhoeder. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Groot. Platte, brede schedel. Geen uitgesproken stop. Brede snuit.
Grote neusspiegel, de kleur is in overeen-stemming met de
vachtkleur. Tong, gehemelte en lippen zijn blauwzwart. Zwart
tandvlees.
Ogen
Amandelvormig, vrij klein. Donker. Blauwe en geelbruine soorten
kunnen ogen in de kleur van de vacht hebben.
Oren
Klein, dik, ver uit elkaar. Strak omhoog en naar voren gericht,
waardoor het gezicht de karakteristieke fronsende uitdrukking
krijgt (="scowl").
Lichaam
Evenwichtige verhoudingen. Sterke, volle hals. Brede borstkas.
Krachtige lendenen. Korte, horizontale, sterke rug.
Ledematen
Krachtige benen met zware botten. Kniegewricht heeft geringe
hoeking, waardoor de karakteristieke steltachtige manier van lopen
ont-staat. Kleine, ronde kattenvoeten.
Staart
Hoog aangezet en over de rug gedragen.
Vacht
Overvloedig, dicht, recht en uitstaand.
Kleur
Eenkleurig zwart, rood, blauw, bruingeel, cr?me of wit, vaak in
meer tinten maar nooit met vlekken of veelkleurig. Onderkant van de
staart en romp zijn vaak lichter van kleur.
Schofthoogte
Reu: 48 tot 56 cm. Teef: 46 tot 51 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reu: 20 tot 25 kg. Teef: 18 tot 20 kg.
|
|
|