|
Alias
|
Foxhound
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
159
|
Sectie
|
1.1
|
De oorsprong van de Engelse Foxhound, het enige grote brakkenras
uit Engeland, wordt betwist. Hij is waarschijnlijk in de vijftiende
eeuw in Groot-Brittannië ontwikkeld voor de jacht op vos,
vanuit Staghounds, speurhonden die op hert jaagden. Jagers wilden
kleinere, snellere, meer volhardende honden, en gaven minder om
stem of reukvermogen. De vossenjacht beleefde in Engeland zijn
hoogtepunt in de eerste helft van de negentiende eeuw. De Foxhound
was een favoriet van Napoleon III. In de zeventiende eeuw werd het
ras in de Verenigde Staten gebruikt om de American Foxhound te
fokken. Vanwege zijn botstructuur, kracht en uithoudingsvermogen
werd de Foxhound ook in Frankrijk gebruikt om meutehonden voor de
jacht op groot wild te ontwikkelen.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Groot-Brittannië
Oorspronkelijke naam
Foxhound
Andere naam
Engelse Foxhound
Karakter
Deze robuuste, moedige, onvermoeibare en snelle hond is vechtlustig
en kan 6,5 km in 8 minuten afleggen. Hij kan een snelle galop
urenlang volhouden. Omdat zijn neus en stem relatief zwak zijn,
houdt hij altijd zijn prooi in het zicht. In Engeland is de jacht
op vos zijn specialiteit, maar in Frankrijk jaagt hij op wild zwijn
en hert. Hij is zeer behendig in water. Hij is niet echt een
gezelschapshond. Hij heeft een vastberaden baas nodig, die hij als
leider van de meute kan accepteren.
Verzorging
Voor meutehonden is een kennel het meest geschikt. Het binnenshuis
leven is niet ideaal. De Foxhound houdt er niet van om alleen
gelaten te worden of om niets te doen. Hij moet regelmatig worden
geborsteld.
Gebruik
Jachthond.
|
|
Hoofd
Goed ontwikkeld, met een brede schedel. Geringe stop. Snuit
relatief lang.
Ogen
Rond, bruin.
Oren
Hoog aangezet. Middelgroot, breed en vlak hangend.
Lichaam
Gebouwd voor snelheid en uithoudingsvermogen. Lange, maar niet
dikke hals. Schouders niet zwaar. Diepe borstkas en gewelfde
ribben. Goed gespierde achterhand. Vrij lange lendenen. Brede
rug.
Ledematen
Lange benen, met stevige botten. Ronde voeten met gesloten
tenen.
Staart
Lang, iets naar binnen gebogen.
Vacht
Kort, dicht, hard en glanzend.
Kleur
Driekleurig: wit en geelbruin met een zwarte mantel. Tweekleurig:
wit en oranjeachtig geelbruin.
Schofthoogte
Reu: 58 tot 64 cm. Teef: 53 tot 61 cm.
Borstomvang
Gewicht
30 tot 35 kg.
|
|
|