|
|
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
212
|
Sectie
|
1
|
Dit Keeshonden-ras uit de poolstreken stamt rechtstreeks af van de
honden die de Samojeedse stammen op hun trektochten begeleidde. De
Samojeed is één van de oudste Siberische rassen. De
Samojeden gebruikten deze honden om hun kudden te bewaken en om op
beer en walrus te jagen. De eerste Samojeden kwamen rond 1890 in
Groot-Brittannië aan. Robert Scott, één van de
vroege poolreizigers, bracht het ras onder de aandacht van de
wereld, waarbij hij liet zien hoe deze honden zware lasten over
grote afstanden konden trekken. Het ras begon zich toen over de
wereld te verspreiden.
Type hond
Sledehonden
Land van herkomst
Noord Europese en een gedeelte van het Aziatische Poolgebied
Oorspronkelijke naam
Samoiedskaïa Sabaka
Andere naam
Samojeed, Sam, Laika Samojedskaja
Karakter
De Samojeed is rustiek, robuust, energiek en actief. Hij is
onafhankelijk, zelfverzekerd en kalm. Deze hond is een
aanhankelijke, rustige gezelschapshond. De Samojeed blaft veel,
waardoor hij een goede waakhond is. Opvoeding moet consequent zijn,
maar met geduld en liefhebbende aandacht uitgevoerd.
Verzorging
De Samojeed moet niet in huis worden opgesloten. Hij heeft ruimte
nodig en moet kunnen rennen. Het dagelijks borstelen van de hond is
nodig. Vaker en stevig borstelen is aan te bevelen tijdens de
seizoensrui.
Gebruik
Jachthond (o.a. walrus). Sledehond. Waakhond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Krachtig. Wigvormige schedel. Rechte neusbrug. Naar de neus toe
geleidelijk toelopende, sterke, diepe snuit. Strakke zwarte lippen.
Lippen bij de hoeken opgekruld, waardoor de "samojeed-glimlach"
ontstaat.
Ogen
Amandelvormig, schuin in de schedel geplaatst ver uit elkaar.
Donkerbruin. Zwarte ooglidranden.
Oren
Hoog aangezet, relatief smal, driehoekig, beweeglijk en rechtop
gedragen.
Lichaam
Robuust, compact en gespierd. Sterke hals, die rechtop wordt
gedragen. Diepe brede borstkas. Buik-lijn matig opgetrokken.
Sterke, gespierde, licht hellende croupe. Rechte, gespierde
rug.
Ledematen
Ovale voeten met licht gespreide, gewelfde tenen. Gespierde benen
met flinke botten.
Staart
Gekromd over de rug gedragen, in het midden of opzij. Kan ook laag
gedragen worden. Rijkelijk behaard.
Vacht
Overvloedig, zwaar, dicht, flexibel. Vormt kraag rond de hals en
schouders (vooral bij de reu). Korter op de kop en de voorkant van
de benen. Dichte, zachte, korte,compacte ondervacht.
Kleur
Wit, cr?mekleurig of wit en biscuit (witte ondergrond met
lichtbeige aftekeningen).
Schofthoogte
Reu: ongeveer 57 cm. Teef: ongeveer 53 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reu: 20 tot 30 kg. Teef: 17 tot 25 kg.
|
|
|