|
Alias
|
Iceland Sheepdog
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
289
|
Sectie
|
3
|
Dit ras stamt waarschijnlijk van de Buhund af, die met plaatselijke
IJslandse rassen werd gekruist. De IJslandse hond werd gebruikt om
schapen en paarden te hoeden. In de negentiende eeuw ging het ras
bijna ten onder aan de hondenziekte, maar het werd door fokkers in
IJsland en Engeland gered.
Type hond
Arctische waak- en herdershonden
Land van herkomst
IJsland
Oorspronkelijke naam
Islandsk Fårehund
Andere naam
IJslandse hond IJslandse herdershond Strutottur
Karakter
Deze stevige en stoere hond heeft een sterke persoonlijk-heid. Hij
is aanhankelijk en erg vriendelijk tegenover mensen. Deze waakzame
hond blaft graag, waardoor hij een goede waakhond is. Consequente
opvoeding is nodig.
Verzorging
Deze hond is er aan gewend om buiten te leven; het wordt daarom
afgeraden om hem als huishond te houden. De IJslandse hond heeft
ruimte nodig om te rennen. Regelmatig borstelen is nodig.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder (voornamelijk paarden). Waakhond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Licht en tamelijk breed. Duidelijke stop. Vrij korte snuit. Strakke
aangesloten lippen.
Ogen
Middelgroot, amandelvormig. Donker.
Oren
Breed aan de basis. Driehoekig met puntige uiteinden. Zeer recht
gedragen.
Lichaam
Sterk, vrij kort. Niet grof. Sterke hals. Brede, diepe borstkas.
Buiklijn is licht opgetrokken.
Ledematen
Ovale voeten. Zeer gespierde benen.
Staart
Middellang. Dicht behaard. Gekruld over de rug gedragen.
Vacht
Hard, middellang tot lang. Langer op de hals, dijen en onder de
staart. Kort op hoofd en benen. Ligt vlak op het lichaam.
Kleur
Alle kleuren zijn toegestaan, maar de basiskleur moet domineren.
Wit komt vaak voor als bles, kraag, op de borst, punt van de staart
en de tenen.
Schofthoogte
Reu: 42 tot 48 cm. Teef: 38 tot 44 cm.
Borstomvang
Gewicht
10 tot 15 kg.
|
|
|