|
|
|
Groep
|
Windhonden
|
FCI
|
188
|
Sectie
|
3
|
De Sloughi stamt waarschijnlijk af van de grote Egyptische Windhond
en werd gehouden door de Arabische volkeren in Noord-Afrika. Zijn
naam is afkomstig van Sloughia in Tunesië. Hij komt vooral
voor in Marokko, waar hij wordt gebruikt voor de jacht op haas en
gazelle. Na de Algerijnse kolonisatieoorlog namen soldaten de
eerste exemplaren rond 1860 mee naar Frankrijk. Hij werd gehouden
als gezelschapshond, want het gebruik van de Windhond als jachthond
is volgens de Franse wet van 1844 verboden. Momenteel is dit een
van de meest zeldzame windhonden in het Westen.
Type hond
Kortharige Windhonden
Land van herkomst
Marokko
Oorspronkelijke naam
Sloughi
Andere naam
Arabische Windhond
Karakter
De Sloughi is robuust, actief, een uitstekend renner en heeft een
groot uithoudingsvermogen. Hij jaagt op de gazelle met zijn
uitstekende ogen. Hij is onafhankelijk, heeft een uitgesproken
karakter en is lichtgeraakt. Hij is erg aan zijn baas gehecht, maar
laat dit slechts op discrete manier blijken. Hij blaft zelden en is
terughoudend tegenover vreemden. Het is misschien wel de meest
wantrouwende onder de windhonden. Hij is erg waaks. Hij moet
consequent worden opgevoed.
Verzorging
Als het moet, kan hij zich aan het stadsleven aanpassen, op
voorwaarde dat hij dagelijks lange wandelingen kan maken. Hij kan
slecht tegen kou. Twee tot drie keer per week borstelen
volstaat.
Gebruik
Jachthond. Waakhond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Langgerekt, elegant, fijn, maar vrij groot. Platte, tamelijk brede,
aan de achterkant afgeronde schedel. Nauwelijks zichtbare stop.
Rechte neusbrug. Snuit in de vorm van een langgerekte wig. Sterke
kaken. Fijne en soepele lippen.
Ogen
Groot. Iets scheef geplaatste oogleden. Donker of amberkleurig bij
een lichte vacht.
Oren
Hoog aangezet, afhangend, goed tegen het hoofd aan liggend, niet te
groot, driehoekig, naar het uiteinde iets ronder wordend.
Lichaam
Vierkant. Lange hals zonder keelhuid. Niet te brede, diepe borst.
Platte ribben. Korte, bijna horizontale rug.Benige, schuine croupe.
Goed opgetrokken buiklijn en flanken.
Ledematen
Lang, fijn, gespierd. Droge, langgerekt ovale hazenvoeten.
Staart
Dun, schraal, onder de ruglijn gedragen.
Vacht
Zeer kort, dicht, fijn.
Kleur
Zandkleurig. Licht zandkleurig met of zonder zwart masker. Rode
zandkleur met of zonder zwarte mantel. Donker zandkleurig.
Gestroomd.
Schofthoogte
Reu: 66 tot 72 cm. Teef: 61 tot 68 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 30 tot 32 kg.
|
|
|