|
|
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
34
|
Sectie
|
1.3
|
De Basset Artésien Normand werd in de negentiende eeuw
ontwikkeld door twee beroemde fokkers, Louis Lane en Graaf Le
Coulteux de Canteleu, uit de Basset Normand. De Basset Normand had
kromme voorbenen en was zwaarder, langzamer en minder actief dan de
Basset Artois, een afstammeling van de grote Chien d'Artois. De
Basset Artésien Normand werd met succes in
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten geïntroduceerd
toen het ras in Frankrijk populair werd. De eerste standaard werd
in 1898 geschreven en gewijzigd in 1910 en 1924. Een Basset
Artésien Normand club werd in 1927 opgericht. Lange tijd was
dit ras het populairste van de Bassethonden. Tegenwoordig is hij
minder populair als jachthond maar wordt hij meer gewaardeerd als
gezelschapshond.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Basset Artésien Normand
Andere naam
Karakter
Deze stoere en moedige hond met een groot uithoudingsvermogen is
actief en vindingrijk. Hij kan het dichtste gewas binnendringen,
maar al te ruig terrein moet worden vermeden vanwege zijn korte
benen. Met zijn zeer scherpe reukvermogen en geweldige stem spoort
hij het wild op en drijft het voort, vol vertrouwen en zonder zich
te haasten. Hij jaagt op klein wild alleen of in meutes. Hij is
uitstekend voor konijn en haas en kan ook dienen voor de jacht op
vos en wild zwijn. Hij is rustig, opgewekt, vriendelijk en
aanhankelijk, en is daardoor een aangenaam gezelschap. Hij heeft
een consequente opvoeding nodig, want hij is koppig en
vasthoudend.
Verzorging
De Basset Artésien Normand is een van de weinige speurhonden
die binnenshuis kan leven, maar hij heeft niettemin veel ruimte en
beweging nodig. Hij moet ook regelmatig geborsteld worden en zijn
oren moeten geregeld worden gecontroleerd.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Botachtig voorkomen. Gewelfde schedel met uitge-sproken
achterhoofdsknobbel. Duidelijke stop. Licht gebogen neusbrug.
Wangen met ??n of twee plooien. Bovenlip bedekt onderlip vrijwel
geheel.
Ogen
Groot, ovaal en donker. Bindvlies van het onderste ooglid soms
zichtbaar. Rustige, vriendelijke uitdrukking.
Oren
Zo laag mogelijk aangezet, smal aan de basis, goed gedraaid
(kurkertrekkervormig), zeer lang, soepel, dun en in een punt
eindigend.
Lichaam
Lang in verhouding tot de hoogte. Vrij lange hals met licht
keelhuid. Lange borstkas, ovaal in doorsnede. Volle flanken. Licht
gewelfde lendenen. Brede en vlakke rug. Afgeronde croupe.
Ledematen
Korte, halfkromme voorbenen met huidplooien op de polsen.
Staart
Vrij lang, dik aan de basis en smaller toelopend naar het uiteinde.
Als een sabel gedragen, nooit op de rug vallend.
Vacht
Vlak liggend, kort en dicht, maar niet te fijn.
Kleur
- Driekleurig: geelbruin met witte en zwarte mantel. Hoofd
voornamelijk met roodachtig bruin bedekt. - Tweekleurig: geelbruin
(fawn) en Wit.
Schofthoogte
30 tot 36 cm.
Borstomvang
Gewicht
15 tot 20 kg.
|
|
|