|
|
|
Groep
|
Windhonden
|
FCI
|
200
|
Sectie
|
3
|
Dit zeer oude ras stamt mogelijk af van de Egyptische Windhond. Hij
arriveerde rond de vijfde eeuw voor Christus via Griekenland in
Italië. Hij staat veelvuldig afgebeeld op Griekse vazen en
mengvaten. Ten tijde van het Romeinse Keizerrijk en de Middeleeuwen
was het ras al goed vertegenwoordigd, maar zijn populariteit was
het grootst tijdens de Renaissance, aan het hof van de adel. Men
treft de Italiaanse Windhond regelmatig aan op schilderijen van
grote Italiaanse en andere meesters. Deze hond was geliefd bij de
groten der aarde, van François I tot Frédéric
la Grand. Hierna is hij een beetje in de vergetelheid geraakt
wegens een degeneratie van het ras doordat men steeds kleinere
honden ging fokken. Na de Tweede Wereldoorlog is het ras nieuw
leven ingeblazen en heeft hij zijn vroegere kenmerken weer
hervonden. In 1968 is een rasstandaard opgesteld.
Type hond
Kortharige Windhonden
Land van herkomst
Italië
Oorspronkelijke naam
Piccolo Levriero Italiano
Andere naam
Italiaanse Windhond, Italiaans Windhondje, Italiaantje
Karakter
Deze vaak door opwinding beverige miniatuur Greyhound is een
levendige, dynamische, standvastige, lenige hond, ondanks zijn vaak
wat tengere en fragiele voorkomen. Hij jaagt graag op klein wild
(zoals konijn en haas). Hij is aanhankelijk, gevoelig, erg
aanhalerig, vrolijk, speels, kortom een charmant gezelschap. Hij is
stil en gereserveerd en terughoudend tegenover vreemden. Hij moet
consequent, maar tevens met kalmte worden opgevoed.
Verzorging
Hij past zich aan het leven in de stad aan, maar hij moet zich wel
kunnen uitleven. Hij is niet graag alleen. Hij kan niet goed tegen
kou en regen. Regelmatig borstelen is aan te bevelen.
Gebruik
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Langgerekt, smal. Platte schedel. Zeer weinig gemarkeerde stop.
Spitse snuit. Strakke wangen. Fijne lippen.
Ogen
Groot, donkergekleurd. Donker gepigmenteerde oogranden.
Oren
Hoog aangezet, klein. Over zichzelf heen gevouwen en naar achteren
in de nek en bovenkant hals gedragen.
Lichaam
Vierkant. kegelvormige hals zonder keelhuid. Tamelijk
geprononceerde schoft. Diepe, smalle borst. Gewelfde rug. Sterk
afhangende, brede, gespierde croupe.
Ledematen
Fijn, droge ledematen. Nagenoeg ovale, kleine voeten. Gesloten,
gewelfde tenen. Gepigmenteerde zoolkussentjes.
Staart
Laag aangezet, fijn, ook aan de wortel, geleidelijk smaller wordend
naar de punt. De eerste helft laag en recht gedragen, terwijl de
tweede helft gebogen is. Gladde haren.
Vacht
Glad en fijn. Dicht in de winter.
Kleur
Effen of zwart, grijs, donkergrijs, leisteen en geel in alle
mogelijke nuances. Wit is alleen toegestaan op de borstkas en de
voeten.
Schofthoogte
32 tot 38 cm.
Borstomvang
Gewicht
Maximaal 5 kg.
|
|
|