|
|
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
41
|
Sectie
|
2.2
|
De naam Sarplaninac is afgeleid van het gebergte, de Sar Planina in
het Zuidoosten van voormalig Joegoslavië, waar hij
oorspronkelijk leefde. De Sarplaninac is 2000 jaar geleden gefokt
door de bergherders om de schapenkudden tegen aanvallen van
roofdieren te beschermen (zoals wolven en beren). Volgens sommigen
is de hond door migrerende de volkeren vanuit Azië naar Europa
gebracht. De Sarplaninac kan van de Tibetaanse Mastiff afstammen.
In 1939 werd hij voor het eerst bij de F.C.I. geregistreerd onder
de naam 'Illyrische herder'. De Sarplaninac is sinds 1957 bekend
onder de naam van 'Joegoslavische Herder van de Charplanina',
sindsdien is over het gehele land verspreid. Vandaag de dag kent
hij een toenemend succes in het buitenland vooral in Frankrijk waar
hij in 1980 geïntroduceerd werd.
Type hond
Bergtype Molosser
Land van herkomst
Voormalig Joegoslavië
Oorspronkelijke naam
Illirski Ovcar
Andere naam
Macedonian Mountain Dog, Macedonian Sharplaninec, Sarplaninac
Karakter
De Sarplaninac is trouw, zacht, rustig, gevoelig en volledig
toegewijd aan zijn baas. Hij is onomkoopbaar, wantrouwig, waakzaam
met een sterk verdedigingsinstinct. De hond kan zich agressief
opstellen tegenover vreemden. Deze hond is een voorbeeldig waker,
zijn moed is uitzonderlijk. Hij deinst bijna nooit terug. Hij is
dominant met soortgenoten. Zijn sterk karakter vereist een
opvoeding waar mee op jonge leeftijd begonnen moet worden.
Verzorging
Hij kan zich aan het leven in een appartement aanpassen maar men
mag niet vergeten dat hij veel ruimte en beweging nodig heeft. De
Sarplaninac houdt er niet van om alleen te zijn. Een wekelijkse
borstelbeurt is voldoende, gedurende de ruiperiode dient de hond
dagelijks gekamd te worden.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
In verhouding tot de rest van het lichaam. Licht gewelfde schedel.
Rechte neusrug. Onduidelijke stop. Brede snuit.
Ogen
Amandelvormig, donker of licht kastanjebruin. Zwarte
oogleden.
Oren
Gemiddelde grootte, afhangend, plat tegen de kaken, V-vormig.
Lichaam
Iets langer dan hoog. Brede hals zonder keelhuid. Diepe borst.
Licht gewelfde ribben. Brede rug. Opgetrokken buik. De diepe
flanken vallen op. Bovenlijn helt lichtjes af naar de croupe toe.
Schuine croupe.
Ledematen
Stevig. Sterke, ovale voeten. Gesloten, gewelfde tenen.
Staart
Lang, smaller wordend naar zijn uiteinde toe, sabelvormig.
Weelderig behaard, bevederd.
Vacht
Lang, dik, vrij grof in de hals (kraag), op het lichaam, aan de
achterzijde van de ledematen en op de staart (bevedering). Kort op
de kop en aan de voorzijde van de ledematen. Fijne, zeer dichte
ondervacht.
Kleur
Eenkleurig. Alle kleurschakeringen zijn toegestaan, vanaf wit tot
donkerbruin. Grijsgroen (metaalgrijs) en donker grijs zijn het
meest gewenst. Bonte vachten en witte vlekken zijn niet toegestaan.
Bij alle gekleurde honden is de basiskleur het meest uitgesproken
op de bovenste delen van de kop, de hals en de romp. De onderste
delen van het lichaam en de ledematen zijn lichter gekleurd.
Schofthoogte
Reuen: gemiddeld 62 cm. Teven: gemiddeld 58 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reuen: 35-45 kg. Teven: 30-40 kg.
|
|
|