|
|
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
58
|
Sectie
|
3
|
De voorouders van de Grote Zwitserse Sennenhond zijn de krachtige
driekleurige honden, verspreid over heel Europa en aangeduid met de
naam 'Slagers Mastin'. Ze werden gebruikt en gefokt voor het
bewaken en het beschermen van eigendommen en kudden. Ze
vergezelden, aan het einde van de Middeleeuwen, de Zwitserse
Confederaties naar de gevechten. In 1908 werden twee 'kortharige
Berner Sennenhonden' geëxposeerd. De hondenkenner A. Heim
herkende in hen de overlevenden van de Grote Slagers Mastin of
Grote Sennenhonden die met uitsterven bedreigd werden. In 1909 werd
de Grote Zwitserse Sennenhond door de Zwitserse Kynologische Raad
als een zelfstandig ras erkend. Andere exemplaren werden in het
Kanton Bern teruggevonden. De Zwitserse Club van Grote Zwitserse
Sennenhonden, opgericht in 1912, stelde een fokprogramma op. De
rasstandaard werd door de F.C.I. in 1939 voor het eerst uitgegeven.
De daden die deze honden tijdens de Tweede Wereldoorlog uitgevoerd
hadden, trokken de aandacht van het publiek en zorgden voor zijn
verspreiding in Europa.
Type hond
Berghonden en Zwitserse Sennenhonden
Land van herkomst
Zwitserland
Oorspronkelijke naam
Grosser Schweizer Sennenhund
Andere naam
Greater Swiss Mountain Dog
Karakter
De Grote Zwitserse Sennenhond is alert, waakzaam, rustig en
makkelijk op te voeden. Hij heeft een uitzonderlijk
uithoudingsvermogen. Het is een hond die voor meerdere doeleinden
geschikt is. Hij hoedt de koeien, trekt lasten, bewaakt boerderijen
en huizen en red mensenlevens bij lawines. Het is een trouwe,
zachte hond, erg toegewijd aan kinderen.
Verzorging
Het is geen hond die graag in de stad leeft. Hij heeft veel ruimte
en beweging nodig. De Grote Zwitserse Sennenhond dient regelmatig
geborsteld te worden.
Gebruik
Hoeden van vee. Trekhond. Waakhond. Reddingshond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Krachtig zonder te zwaar te zijn. Brede, vlakke schedel.
Onduidelijke stop. Krachtige snuit. Zwarte lippen.
Ogen
Van gemiddelde grootte, amandelvormig, hazelnoot tot kastanjebruin
kleurig
Oren
Van gemiddelde grootte, driehoekig, vrij hoog aangezet. Afhangend
en vlak tegen de kaken liggend.
Lichaam
Krachtig doch niet massief. Krachtige, gedrongen hals zonder
keelhuid. Stevige, rechte rug. Brede en diepe borstkas. Brede
sternale streek. Lange, brede croupe. Buik en flanken iets
gewelfd.
Ledematen
Stevig. Sterke voeten. Gesloten en gewelfde tenen. Robuust.
Staart
Vrij zwaar, reikt tot aan het spronggewricht. Afhangend in
rust.
Vacht
Halflang, dicht. Dichte donkergrijze of zwarte ondervacht.
Kleur
Zwart met bruinrode vlekken en symmetrische witte aftekeningen. De
tan aftekeningen liggen tussen het zwart en de witte aftekeningen
op de kaken, boven de ogen, aan de binnenzijde van de oorschelp,
aan weerszijden van de keelvlek, aan de vier voeten en onder de
staart. De witte aftekeningen zijn te vinden op de kop (ster), de
neus (bles), de keel, de borst, aan de vier voeten en aan het
uiteinde van de staart.
Schofthoogte
Reuen: 65-72 cm. Teven: 60-68 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reuen: ongeveer 40 kg. Teven: ongeveer 35 kg.
|
|
|