|
|
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
163
|
Sectie
|
1.3
|
Engelse fokkers kruisten Franse bassethonden (Basset
Artésien Normand, Basset d'Artois en Basset Ardennes) met
als resultaat de Basset Hound. In 1863 werd het ras werd voor de
eerste keer getoond in Parijs. In Engeland, waar het ras werd
ontwikkeld, pas in 1875. In 1883 werd er in Engeland een Basset
Hound club opgericht, en de eerste standaard werd in 1887
gepubliceerd. De Basset Hound werd al in 1883 naar Amerika gebracht
en werd daar heel populair.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Groot-Brittannië
Oorspronkelijke naam
Bassethound
Andere naam
Basset, Basset Hound
Karakter
De vasthoudende Basset-hound jaagt met zijn neus, werkt instinctief
in meutes, heeft een diepe en melodieuze stem, en is niet bang voor
een braamstruik. Hij heeft een groot uithoudingsvermogen en is
rustig, nooit agressief - zijn sterke wil en koppigheid zijn
legendarisch. Hij is een bekwame meutehond die klein en middelgroot
wild volgt (o.a. konijn, haas, wild zwijn en hert). Hij is
aanhankelijk en vriendelijk, en daardoor een gewaardeerd gezelschap
voor de familie. Hij heeft een consequente opvoeding nodig.
Verzorging
Deze atleet heeft ruimte en veel beweging nodig. Hij kan niet goed
tegen alleen zijn. Hij houdt niet van warmte. Hij moet regelmatig
worden geborsteld en er moet regelmatig aandacht worden besteed aan
zijn oren en ogen.
Gebruik
Jachthond, Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Groot, massief. Gewelfde schedel. Duidelijke achter-hoofdsknobbel.
Matige stop. Neusbrug iets langer dan de schedel. Droge snuit.
Sterke kaken. Huid los genoeg om rimpels te vormen. Bovenlippen
bedekken het grootste deel van de onderlip.
Ogen
Ruitvormig. Donker tot middelbruin in de vari?teit met lichte
vacht. Bindvlies van het onderste ooglid zichtbaar.
Oren
Laag aangezet, zeer lang, indien gestrekt langer dan de neuspunt.
Zeer soepel, dun, smal en goed gedraaid.
Lichaam
Lang en diep. Gespierde hals met keelhuid. Opvallend borstbeen.
Brede borstkas. Goed gewelfde ribben. Zeer gespierde achterhand.
Vrij brede rug.
Ledematen
Korte, krachtige benen met zwaar bot, met huidplooien op de
schenen. Massieve en compacte kattenvoeten.
Staart
Vrij lang, dik aan de basis en spits toelopend naar het eind. In
actie hoog gedragen, licht gekromd als een sabel.
Vacht
Kort, glad en dicht, maar niet te fijn.
Kleur
In het algemeen driekleurig (zwart, tan en wit); twee-kleurig
(citroengeel en wit), maar alle brakkenkleuren zijn
toegestaan.
Schofthoogte
33 tot 38 cm.
Borstomvang
Gewicht
25 tot 30 kg.
|
|
|