|
Alias
|
Lundehund, Noorse Lundehund
Norsk Lundehund
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
265
|
Sectie
|
2
|
De Lundehund is afkomstig van Vaeroy eiland, een van de Lofoten
eilanden voor de noordelijke kust van Noorwegen. Het ras is
waarschijnlijk ontwikkeld in het dorp Mostad. In het verleden werd
de Lundehund gebruikt voor de jacht op watervogels en
papegaaiduikers (lunde in het Noors) op kliffen en voor het bewaken
van vee. Toen hij hier niet meer voor werd gebruikt, verdween het
ras bijna. Het werd pas weer hersteld na 1960. Het ras wordt
gewaardeerd voor zijn speciale eigenschappen en het feit dat zijn
anatomie veel lijkt op die van primitieve honden. Het ras wordt nu
als gezelschapshond gehouden.
Type hond
Arctische Jachthonden
Land van herkomst
Noorwegen
Oorspronkelijke naam
Norsk Lundehund
Andere naam
Lundehund
Karakter
Deze krachtige, energieke, waakzame en levendige hond heeft een
onafhankelijk karakter, maar is niet agressief. Het is een
opgewekte, aanhankelijke gezelschapshond. Hij is opmerkelijk lenig
en flexibel. De Lundehund kan zijn voorpoten onder een hoek van 90
graden naar buiten draaien, en zijn hals is zo buigzaam dat hij
zijn rug met zijn hoofd kan aanraken. Consequente opvoeding is
nodig.
Verzorging
Deze hond kan niet opgesloten worden gehouden. Hij heeft ruimte
nodig en veel beweging. Regelmatig borstelen en kammen is
nodig.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Middelbreed, wigvormig. Licht gewelfde schedel. Uitgesproken stop.
Licht gebogen (hol) neusbrug.
Ogen
Licht amandelvormig. Geelbruin.
Oren
Middelgroot, driehoekig. Breed aan de basis. Zeer bewegelijk,
rechtop gedragen. Als de hond onder water is, worden de oren
teruggevouwen om het gehoorkanaal af te sluiten.
Lichaam
Rechthoekige vorm. Sterk. Vrij sterke hals met kraag. Lange, diepe
borstkas. Licht opgetrokken buiklijn. Licht hellende croupe. Rechte
rug.
Ledematen
Sterke benen. Ovale voeten zijn licht naar buiten gedraaid. Er zijn
zes tenen aan elke voet, acht voetzooltjes aan de voorbenen en
zeven voetzooltjes aan de achterbenen.
Staart
Hoog aangezet. Matig lang. Rijk behaard. In een ring gedragen,
licht gekruld over de rug, of hangend.
Vacht
Dicht en zwaar. Kort op het hoofd en de voorkant van de benen.
Langer op de hals, achterkant van de dijen en staart. Zachte
ondervacht.
Kleur
Kleur altijd in combinatie met wit: kastanjebruin tot geelbruin,
met daartussen haren met zwarte punten; grijs; wit met donkere
vlekken.
Schofthoogte
Reu: 35 tot 58 cm. Teef: 32 tot 35 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reu: ongeveer 7 kg. Teef: ongeveer 6 kg.
|
|
|