|
Alias
|
Franse Herdershond Briard
|
Groep
|
Herdershonden en Veedrijvers behalve Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
113
|
Sectie
|
1
|
Net als de Beauceron stamt de Briard af van de "honden van de
vlakte" (chiens de plaine) uit de streek rond Parijs. De naam Chien
de berger de Brie werd in 1809 door de geestelijke Rozier voor het
eerst gebruikt voor langharige herdershonden. Op de eerste
hondententoonstelling in Parijs in 1863 kreeg een teef die op een
Briard leek de onderscheiding "Best in show". In 1888 schreef P.
Magnin in L'Eleveur: "De Briard is een kruising van de Barbet met
de Beauceron, waarbij het karakteristieke kenmerk van de Briard
zijn lange, wollige vacht is." De Briard werd in 1885 voor het
eerst geregistreerd bij de LOF. De eerste standaard werd in 1897
door de Franse Herdershondenclub vastgelegd, waarbij een
variëteit met wollig haar, en een met geitenhaar werd
beschreven. De geitenhaar variëteit heeft het uiteindelijk
gewonnen, en dit is het ras dat in de huidige FCC standaard wordt
beschreven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de Briard gebruikt
als waakhond. Vanouds worden de oren gecoupeerd. Oorspronkelijk
gebeurde dit opdat andere honden of wolven die de kudde probeerden
aan te vallen, minder mogelijkheden zouden krijgen om vat op de
hond te krijgen.
Type hond
Herdershonden
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Berger de Brie
Andere naam
Briard
Karakter
Hoewel hij wat van een teddybeer weg heeft, is deze hond een trotse
en krachtige atleet. Hij is beweeglijk, evenwichtig, moedig,
verstandig en robuust. Onder zijn harde uiterlijk schuilt een hart
van goud. De Briard is zeer aanhankelijk, loyaal en speels. Hij is
zeer gehecht aan zijn baas en kan goed met kinderen spelen. Met
vreemden is hij gereserveerd. De reu is dominant. Een consequente
opvoeding, die al zeer vroeg moet beginnen, is nodig voor deze wat
koppige en onafhankelijke hond. Hij is pas echt volwassen na twee
of drie jaar.
Verzorging
Deze robuuste, actieve en krachtige hond heeft veel ruimte en
beweging nodig. Hij voelt zich in de stad niet thuis. Zijn vacht
moet regelmatig geborsteld en gekamd worden om deze klitvrij te
houden: twee tot drie keer per week als hij buiten leeft en
één keer per week als hij binnenshuis leeft.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Goede gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Krachtig en lang. Duidelijke stop. Rechte neusrug. Snuit noch smal,
noch spits. Vierkantige neus. Hoofd bedekt door haren die een baard
en snor vormen, en de ogen bedekken.
Ogen
Horizontaal. Breed en donker van kleur. Lange haren bedekken de
ogen.
Oren
Hoog aangezet. Indien gecoupeerd, rechtop gedragen.
Lichaam
Stevig, gespierd, goed gebouwd en vrij lang. Brede, diepe borstkas.
Gespierde lendenen. Licht hellende croupe. Rechte rug.
Ledematen
Aan de achterbenen twee Hubertusklauwen dicht bij de grond. Sterke
ronde voeten. Gesloten tenen. Gespierde benen met sterke
botten.
Staart
Goed behaard, met een haak aan het eind. Laag gedragen, niet naar
links of naar rechts vallend.
Vacht
Ruw, droog (geitenhaar), lichte ondervacht, niet langer dan 7 cm
lang.
Kleur
Alle eenkleurige tinten (behalve wit, bruin, mahonie) en
tweekleurig. Donkere tinten hebben de voorkeur.
Schofthoogte
Reuen: 62-68 cm. Teven: 56-64 cm.
Borstomvang
Gewicht
30-40 kg.
|
|
|