|
Aliasses
|
Kleine Münsterlander
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
102
|
Sectie
|
1.2
|
Tot de voorouders van de Münsterlander behoren de langharige
Duitse pointers, de Épagneul Francais, de Engelse Setter en
de Engelse Pointer. In het begin van de twintigste eeuw werden er
twee variëteiten ontwikkeld rond Münster in Westfalen in
Duitsland: - De Kleine Münsterlander (Kleiner
Münsterlander Vorstehhund), de populairste variëteit, en
- De Grote Münsterlander (Grosser Münsterlander
Vorstehhund). De eerste standaard werd in 1936 geschreven. De
Kleine Münsterlander verscheen eind jaren 60 van de 20e eeuw
voor het eerst in Frankrijk. Een andere naam voor de kleine
Münsterlander is Heidewachtel. De FCI erkend beide als
verschillende rassen.
Type hond
Continentale Pointers
Land van herkomst
Duitsland
Oorspronkelijke naam
Münsterlander Vorstehhund
Andere naam
Kleine Münsterlander, Heidewachtel, Münsterlander, Kleine
Münsterlandse Staande hond
Karakter
De levendige Münsterlander heeft een uitstekende reukzin en
doet het in veld en bos net zo goed als in het water. Hij volgt het
spoor vrij dicht bij zijn baas, wijst zeer vastberaden, en is een
goede retriever. Hij jaagt op klein of groot wild, afhankelijk van
de variëteit, en hij wordt soms in meutes gebruikt. Hij is een
uitstekende gezelschapshond. Dit ras moet consequent worden
opgevoed, vooral de Kleine Münsterlander.
Verzorging
Hij is niet erg geschikt voor een leven in een appartement. Hij
heeft ruimte en veel beweging nodig. Hij moet twee keer per week
worden geborsteld en er moet geregeld aandacht worden besteed aan
zijn oren.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Lang, droog en waardig. Schedel niet te breed. Geringe stop. Rechte
neusbrug. Krachtige, lange snuit. Lippen niet hangend. Neusspiegel
bruin.
Ogen
Zo donker mogelijk.
Oren
Vrij hoog aangezet, breed, afgerond aan de einden, dicht tegen de
schedel hangend.
Lichaam
Vierkante omtrek. Krachtige, gespierde hals. Lange schoft. Brede,
diepe borstkas.Korte flanken. Buiklijn iets opgetrokken. Korte,
stevige en rechte rug. Lange, brede, goed gespierde en matig
hellende croupe.
Ledematen
Zeer gespierde, krachtige benen. Voeten middellang met gesloten
tenen (ronde voeten bij de Kleine M?nsterlander).
Staart
Middellang, evenwijdig aan de grond gedragen.
Vacht
Lang, dicht en glad. Bevedering op achterkant van de benen, op oren
en staart. Kort en zeer vlak liggend op het hoofd. Middellang,
glad, dicht en iets golvend bij de Kleine M?nsterlander.
Kleur
Bruin en wit, gevlekt bruin en wit (bruinschimmel). Tan
aftekeningen op snuit en oren zijn toegestaan.
Schofthoogte
Reu: 50 tot 56 cm. Teef: 48 tot 54 cm.
Borstomvang
Gewicht
18 tot 23 kg.
|
|
|