|
|
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
227
|
Sectie
|
5
|
Deze hond komt in Tibet al duizenden jaren voor. Als heilig dier
werd hij gefokt in tempels en paleizen en de mooiste exemplaren
bevonden zich bij de Dalaï Lama. Hij wordt Apso (verbastering
van rapso = Tibetaanse geit) genoemd omdat zijn vacht doet denken
aan die van de geiten in dit land. Hij zou pas rond 1930 naar het
westen, en met name naar Engeland zijn gekomen, omdat de handel met
deze honden vóór die tijd verboden was. Een eerste
officiële standaard is in 1934 opgesteld.
Type hond
Tibetaanse honden
Land van herkomst
Tibet
Oorspronkelijke naam
Lhasa Apso
Andere naam
Apso
Karakter
Sterk, levendig, altijd waakzaam, ondernemend, met een sterke
persoonlijkheid. Hij is zelfverzekerd en een beetje koppig, maar
ook kalm, aanhankelijk, gevoelig, lief voor kinderen en een
plezierig gezelschap. Hij is terughoudend tegenover vreemden en met
zijn zeer scherpe gehoor en schelle blaf is het een uitstekende
waakhond. Hij heeft een consequente opvoeding nodig.
Verzorging
Hij kan in een appartement leven, maar hij is dol op wandelen. Hij
is niet graag alleen. Dagelijks borstelen en kammen is
noodzakelijk. Maandelijks wassen is aan te bevelen. De conditie van
de ogen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Gebruik
Gezelschapshond. Waakhond.
|
|
Hoofd
Rond. Redelijk smalle, niet geheel platte schedel. Matige stop.
Rechte neusbrug. Niet vierkante snuit. Compleet gebit is
gewenst.
Ogen
Middelgroot, donker gekleurd.
Oren
Afhangend, overvloedige bevedering.
Lichaam
Lang en compact. Stevige hals, met mooi gewelfd profiel. Goed
ontwikkelde ribben. Rechte rug. Stevige lendenen. Goed ontwikkelde
achterhand.
Ledematen
Kort, stevige botten. Ronde kattenvoeten. Stevige zoolkussentjes.
Goed bevederd.
Staart
Hoog aangezet, op de rug gedragen. Met weelderige haargroei.
Vacht
Lang, weelderig, recht en hard, niet wollig of zijdeachtig. Matige
ondervacht. Overvloedige haargroei op de kop, over de ogen hangend,
met weelderige snor en baard.
Kleur
Goud, zand, honing, donkergrijs, leisteen, rookkleur, meerkleurig
(zwart, wit, of bruin).
Schofthoogte
Reu: ongeveer 25 cm. Teef: iets kleiner.
Borstomvang
Gewicht
4 tot 7 kg.
|
|
|