|
|
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
107
|
Sectie
|
1.3
|
De Griffon Korthals werd ontwikkeld door E. Korthals, een
Nederlandse kennelmeester in het Duitse Groothertogdom Hesse. In
1860 besloot hij de oude draadharige Griffon door selectie, inteelt
en kruisen weer tot leven te brengen. Hiertoe kruiste hij zijn
eigen Franse en Duitse Griffons met pointers, spaniels en met de
Barbet. In 1870 werd het nieuwe ras voor het eerst getoond, en de
eerste standaard werd in 1887 geschreven. De Griffon Korthals wordt
door de FCI als een Frans ras erkend, en is in Frankrijk ruim
vertegenwoordigd.
Type hond
Continentale Pointers
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Korthals
Andere naam
Griffon Korthals, Korthals Griffon, Griffon
Karakter
De Griffon Korthals is krachtig, stoutmoedig en enthousiast, heeft
een prima neus en kan een constante galop volhouden. Hij is een
veelzijdige pointer voor elk wild, elk soort terrein (van
struikgewas tot moerasland) en elk soort weer. Hij is een goed
spoorzoeker, een vastberaden pointer en een goede retriever. Hij is
perfect voor de jacht op houtsnip. Hij is rustig, vriendelijk en
zeer aan zijn baas gehecht, en daardoor is hij een goede
gezelschapshond. Hij heeft echter ook een sterke wil en is een
beetje rusteloos. Hij heeft een consequente maar een niet te
strenge opvoeding nodig.
Verzorging
De Griffon Korthals is niet geschikt voor het stadsleven. Hij houdt
er niet van om alleen gelaten te worden of aangelijnd te worden.
Hij heeft elke dag veel beweging nodig. Verder moet hij meerdere
keren per week worden geborsteld en moet er geregeld aandacht
worden besteed aan zijn oren.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Groot en lang. Schedel niet te breed. Geen erg duidelijke stop.
Licht gebogen neusbrug. Lange, vierkante snuit. Bruine neusspiegel.
Opvallende snor en wenkbrauwen.
Ogen
Groot, rond, geel of bruin.
Oren
Middelgroot, vlak liggend en niet gekruld.
Lichaam
Lang. Vrij lange hals zonder keelhuid. Niet al te brede borstkas.
Ribben enigszins gewelfd. Brede lendenen. Stevig rug.
Ledematen
Sterke benen. Ronde, gedrongen voeten met gesloten tenen.
Staart
Evenwijdig aan de grond gedragen. Ruig behaard, maar geen pluim.
Indien gecoupeerd meestal met een derde of een vierde gecoupeerd.
In Nederland is couperen verboden.
Vacht
Hard en ruw, net als varkenshaar. Borstelig, maar niet te lang.
Nooit krullend of wollig. Fijne, dichte ondervacht.
Kleur
Bij voorkeur blauwgrijs, staalgrijs met bruine aftekeningen of
eenkleurig bruin, vaak roodbruin of schimmel. Wit en bruin of wit
en oranje zijn ook toegestaan.
Schofthoogte
Reu: 55 tot 60 cm. Teef: 50 tot 55 cm.
Borstomvang
Gewicht
20 tot 25 kg.
|
|
|