|
Alias
|
Braque St. Germain
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
115
|
Sectie
|
1.1
|
De Braque Saint-Germain werd rond 1830 ontwikkeld uit Braque
Français die afstamden van de koninklijke meutes van
Lodewijk XV en van de Engelse pointer die door de heer de Girardin,
een jachtmeester voor Koning Karel X, naar Frankrijk werd gebracht.
De producten van deze kruising werden door de jachtopzieners van
het Saint-Germain-en-Laye woud gefokt, waaraan het ras zijn naam
dankt. Dit mengsel van Engelse en Franse rassen is de elegantste
van de Franse pointers. Hoewel het ras in het begin van de
twintigste eeuw zeer algemeen was, is het nu vrij zeldzaam omdat
het niet erg verspreid voorkomt en hij met de Engelse Pointer moet
concurreren, een ras met vergelijkbaar voorkomen en
vaardigheden.
Type hond
Continentale Pointers
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Braque Saint-Germain
Andere naam
Braque de Compiègne
Karakter
De enthousiaste, snelle en soms koppige Braque Saint-Germain doet
het uitstekend in velden en bossen, en zelfs in moerasgebieden,
hoewel hij het koude seizoen beter kan vermijden. Hij is beter
voorspelbaar dan de Engelse Pointer, maar sneller dan de Braque
Français. Hij is een goede loper met een groot zoekgebied.
Hij wordt speciaal gebruikt voor de jacht op fazant en konijn. Hij
is vriendelijk, aanhankelijk en zeer aan zijn baas gehecht, en
daardoor is hij een goede gezelschaps-hond. Hij heeft een
consequente maar vriendelijke opvoeding nodig.
Verzorging
Als hij in de stad leeft, moet hij dagelijks lange wandelingen
kunnen maken. Hij kan goed tegen warmte. Hij moet regelmatig worden
geborsteld en er moet aandacht worden besteed aan zijn oren.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Fijnbesneden. Brede schedel. Duidelijke achterhoofdsknobbel.
Duidelijke stop. Lange, rechte of iets gewelfde neusbrug. Dunne,
roze lippen. Brede, donker roze neusspiegel.
Ogen
Vrij groot, goudgeel.
Oren
Hangend, langer dan bij de Braque fran?ais, soepel en van het hoofd
afstaand.
Lichaam
Goed geproportioneerd. Stevige, vrij lange hals. Brede, diepe
borstkas, tot de elleboog reikend. Krachtige, vrij korte, licht
gewelfde lendenen. Korte, rechte rug. Benige, iets hellende
croupe.
Ledematen
Sterke, gespierde benen. Lange voeten met gesloten tenen en stevige
voetzolen.
Staart
Dik aan de basis, zeer dun aan het eind. Evenwijdig aan de grond
gedragen. Dit is de enige pointer waarvan de staart niet werd
gecoupeerd.
Vacht
Kort, niet te fijn, maar nooit hard.
Kleur
Dof wit met helder oranje vlekken. Oranje mag met wat witte haren
zijn gemengd. Enige vlekken zijn toegestaan.
Schofthoogte
Reu: 50 tot 62 cm. Teef: 54 tot 59 cm.
Borstomvang
Gewicht
18 tot 26 kg.
|
|
|