|
Alias
|
Epagneul Franëais,
Franse Spaniel
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
175
|
Sectie
|
1.2
|
Net als alle andere spaniels die de eerste pointers werden, is de
Épagneul français een verre afstammeling van de
langharige Chien d'Oysel uit de Middeleeuwen. Tegen de zestiende
eeuw werd de Épagneul français algemeen gebruikt bij
de jacht op vogels. Nadat de populariteit door de concurrentie met
Engelse rassen was afgenomen, werd de Épagneul
français in de negentiende eeuw door Abbé Fournier
weer teruggefokt. Volgens de eerste standaard, die in 1891 door J.
de Connick werd geschreven, is het ras groter en krachtiger dan de
Épagneul Breton. De Épagneul français is
buiten Frankrijk vrijwel onbekend, en ondanks de toegenomen
populariteit is de populatie in Frankrijk niet groot.
Type hond
Continentale Pointers
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Épagneul Français
Andere naam
Franse Spaniel
Karakter
De Épagneul Français is flink, moedig, volhardend en
enthousiast. Hij wordt gewaardeerd voor de manier waarop hij op
ruig terrein opereert. Hij is een drijfhond en is zeer goed in het
water. Met een uitstekende reukzin, maar langzamer en met een
beperkter bereik dan de Épagneul Breton, jaagt hij in galop
of uitgestrekte draf. Hij geeft heel nauwkeurig aan en is
één van de beste retrievers. Hij is rustig,
evenwichtig en intelligent. Hij is zeer gehecht aan zijn baas en
vriendelijk tegen kinderen, en daardoor is hij een uitstekende
gezelschapshond. Hij heeft een consequente maar zachtaardige
opvoeding nodig.
Verzorging
De Épagneul Français is gebouwd voor het leven op het
land. Hij houdt er niet van om alleen gelaten te worden, en hij
moet iedere dag kunnen rennen. Hij moet twee keer per week worden
geborsteld en er moet regelmatig aandacht worden besteed aan zijn
oren.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Middelgroot en niet te breed. Tamelijk fijnbesneden. Uitgesproken
wenkbrauwbogen. Duidelijke stop. Licht gewelfde neusbrug, iets
korter dan de schedel. Bruine neusspiegel. Bovenlip bedekt onderlip
niet.
Ogen
Middelgroot, ovaal, donker amberkleurig.
Oren
Goed aangezet, tot de afgeronde einden bedekt met golvend,
zijdeachtig haar.
Lichaam
Aan de lange kant. Rechthoekige lichaamsbouw. Licht gewelfde hals
zonder keelhuid. Goed ontwikkelde schoft. Brede, ruime borstkas.
Brede, korte lendenen. Opgetrokken buiklijn. Horizontale, vlakke
rug. Brede, ronde croupe.
Ledematen
Stevige, gespierde benen met flinke botten. Ovale voeten met
compacte, gesloten tenen en donkere voetzolen.
Staart
Reikend tot het spronggewricht, hellend of gebogen in een S-vorm
gedragen. Met lang, golvend haar bedekt.
Vacht
Lang en golvend op oren, achterkant van de benen, en staart. Vlak,
zijdeachtig en dicht op het lichaam, met enige golving achter de
hals en op bovenborst. Vlak liggend en fijn op het hoofd.
Kleur
Wit en bruin met enige vlekken. Soms sterk afgetekend met
onregelmatige vlekken en gering tot matige gespikkeld of matig
gespikkeld met schimmel. Bruin varieert van kaneelkleurig tot
donker leverbruin. Witte bles op het hoofd is gewenst.
Schofthoogte
Reu: 56 tot 61 cm. Teef: 55 tot 59 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 25 kg.
|
|
|