|
Alias
|
Great Japanese Dog (American Akita per 1-1-2006)
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
344
|
Sectie
|
5
|
De oorsprong van de American Akita is gelijk aan die van de Akita.
De Akita werd in de provincie Akita op Honshu-eiland ontwikkeld.
Eerst heette hij Akita Matagi (hond die op beren jaagt). Het is een
middelgrote jachthond. De voorouders van de Akita waren misschien
Chinese rassen die later met Mastiff en de Tosa werden gekruist. De
Akita werd lange tijd als een jachthond op groot wild gebruikt, en
voor hondengevechten. Na de tweede wereldoorlog namen militairen
dit ras mee naar de USA. Deze hond trok de fokkers enorm en ze zijn
dan ook met deze hond verder gaan fokken.
Type hond
Aziatische keeshonden en soortgelijken
Land van herkomst
Japan, Amerika
Oorspronkelijke naam
American Akita
Andere naam
Akita, Akita Japanse, Great Japanese Dog
Karakter
Deze robuuste, krachtige en zeer moedige hond is onafhankelijk en
trots, maar rustig. Hij is volgzaam, waardoor hij een uitstekend
gezelschapshond is, makkelijk in de omgang. Deze buitengewone
waak-hond is argwanend tegenover vreemden en altijd waakzaam, maar
hij blaft zelden. De Akita heeft een alfa-persoonlijkheid en kan
daarom moeilijk met andere honden samenleven. Consequente maar
zachtaardige opvoeding is vereist.
Verzorging
Deze zeer sportieve hond kan zich alleen als huishond aanpassen als
hij iedere dag veel beweging kan krijgt. Dagelijks borstelen is
nodig. Extra vaak en stevig borstelen wordt tijdens seizoensrui
aanbevolen.
Gebruik
Waakhond. Gebruikshond: politiehond, geleidehond, reddingshond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Sterk. Vlak en breed tussen de oren. Een vage groef spreid zich
duidelijk uit over het voorhoofd. Duidelijk waarneembare stop.
Breed diep en volle snuit. Zwarte en niet hangende lippen, roze
tong.
Ogen
Bijna driehoekig. Donkerbruin van kleur. Oogleden zwart en
aangesloten.
Oren
Opstaand, klein driehoekig met afgeronde punt. Licht naar voren
gedragen. In de aanzet breed en niet te laag aangezet.
Lichaam
Dik en gespierd met een minimum aan keelhuid. Voorborst diepe
nbreed. Rechte rug. Goed gespierd.
Ledematen
Dikke, ronde, compacte, gesloten, gewelfde voeten. Krachtige benen
met zware botten.
Staart
Volle goed behaarde staart over de rug gedragen, hoog
aangezet.
Vacht
Ondervacht dik, zacht , dicht en korter dan bovenvacht. Bovenvacht
recht, hard en ietwat uitstaand.
Kleur
Elke kleur is toegestaan: rood, geel, wit, zelfs gevlekt en
gestroomd.
Schofthoogte
Reu: 66 - 71 cm. Teef: 61 - 66 cm.
Borstomvang
Gewicht
30 tot 50 kg.
|
|
|