|
Alias
|
Griffon Nivernais
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
17
|
Sectie
|
1.2
|
De Griffon Nivernais is één van de zeer oude
hondenrassen die in de wolvenjacht werden gebruikt. Zijn voorouders
zijn o.a. de Chien Gris de Saint Louis, Foxhounds en rassen uit
Auvergne, Vendée en Bress. De huidige Griffon Nivernais werd
in de Morvan en Nièvre ontwikkeld. In 1925 werd er een club
voor dit ras opgericht. Na een kritieke periode heeft de Griffon
Nivernais weer aan populatie gewonnen, en door zorgvuldige selectie
worden de bouw, snelheid en karakter van het ras verbeterd.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Griffon Nivernais
Andere naam
Karakter
Deze spoorvolger, die vroeger bij de jacht op wolf werd gebruikt,
is nog steeds een flinke, onafhankelijke, enthousiaste jager.
Hoewel het ras nu rustiger en sneller is, is hij nog steeds
robuust. Zijn voortreffelijke neus en opmerkelijke stem verklaren
ook waar-om hij zo populair is bij jagers. Hij kan aanhankelijk
zijn en een goede gezelschapshond, maar hij heeft een vastberaden
baas nodig.
Verzorging
De Griffon Nivernais is geen hond die in de stad kan leven. Hij
voelt zich alleen buiten op het land thuis, waar hij veel beweging
kan krijgen. Hij kan niet goed tegen warmte. Hij moet regelmatig
geborsteld worden en er moet geregeld aandacht aan zijn oren worden
besteed.
Gebruik
Jachthond.
|
|
Hoofd
Benig, vrij lang, met lichte botten maar niet klein. Schedel
vrijwel plat. Lichte stop. Rechte neusbrug. Wenkbrauwbogen
geaccentueerd door behaarde wenkbrauwen. Baard op de kin.
Prominente neusspiegel.
Ogen
Bij voorkeur donker.
Oren
Soepel, matig breed en lang, naar het eind toe licht gekruld.
Lichaam
Lang. Hals met vrij lichte botten, stevig, zonder keelhuid. Borst
niet breed. Borstkas reikt tot elleboog. Buiklijn licht
opgetrokken. Vlakke lendenen. Lange rug.
Ledematen
Stevige, gespierde benen. Enigszins lange voeten.
Staart
Niet erg lang, sabelvormig gedragen, meer behaard in het
midden.
Vacht
Lange, dikke en dichte vacht. Vrij sterk en hard. Niet wollig of
kroezend.
Kleur
Bij voorkeur wolfsgrijs of blauwgrijs, grijs als wild zwijn,
bleekzwart, of peper en zoutkleurig, met tan aftekeningen op de
wangen, boven de ogen, op binnenkant en onderkant benen, of
geelbruin met een mengsel van zwarte en witte haren, waardoor een
donkere zweem ontstaat.
Schofthoogte
Reu: 55 tot 60 cm. Teef: 53 tot 58 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 25 kg.
|
|
|