|
Alias
|
Brak van de Ariège
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
20
|
Sectie
|
1.2
|
Deze hond uit Ariège in Zuid-Frankrijk, soms de
"Bastaardjachthond" genoemd, is ontstaan door een kruising van
middelgrote Franse honden met de Bleu de Gascogne en de
Gascon-saintongeois (beide meutehonden). De Ariégeois
heeft de typische kenmerken van een meutehond, maar is korter,
kleiner en lichter van gewicht. Het ras werd in 1907 door de Franse
Gaston Phoebus Club erkend. Het ras was na de tweede wereld-oorlog
bijna verdwenen, maar het werd met succes weer terug gefokt rond
1970.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Ariégeois
Andere naam
Brak van de Ariège
Karakter
De Ariégois is stoer, vasthoudend, energiek maar niet erg
snel. Hij is opgewekt, volgzaam, vriendelijk en rustig. Met zijn
scherpe reukzin, voortreffelijke stem en vasthoudendheid is hij
uitstekend bij de jacht, waarbij hij geconcentreerd blijft en
initiatief toont. Als kleine jachthond is hij gespecialiseerd in
haas, maar hij wordt ook gebruikt bij het opsporen van herten en
wilde zwijnen. Hij voelt zich zeer thuis op het rotsachtige, droge
terrein van Zuid-Frankrijk. Hij is makkelijk op te voeden.
Verzorging
De Ariégeois is niet geschikt voor het stadsleven en houdt
er niet van om in een appartement opgesloten te zijn. Hij moet
dagelijks beweging krijgen. Hij moet een of twee keer per week
worden geborsteld en zijn oren moeten regelmatig gecontroleerd
worden.
Gebruik
Jachthond.
|
|
Hoofd
Lang en fijnbesneden. Licht gewelfde schedel. Uitgesproken
achterhoofdsknobbel. Lichte stop. Neusbrug recht of licht
opgekromd, even lang als de schedel. Goed ontwikkelde neusspiegel.
Strakke wangen. Strakke en dunne lippen.
Ogen
Wijd open, bruin.
Oren
Laag aangezet. Lang, dun, soepel en gevouwen.
Lichaam
Lang. Hals met lichte botten, lang en licht gewelfd. Borstkas lang,
middelbreed. Ribben normaal gewelfd. Lendenen stevig bevestigd,
licht gewelfd. Vlakke flank. Licht opgetrokken buiklijn. Zeer
gespierde, vlakke rug. Vrij vlakke croupe.
Ledematen
Stevige benen. Lange, ovale hazenvoeten met dichte tenen en zwarte
voetzolen en nagels.
Staart
Hangend tot het sprong-gewricht. Dun aan het uiteinde, opgewekt
sabel-vormig gedragen.
Vacht
Kort, fijn en dicht.
Kleur
Wit met goed gedefinieerde zwarte vlekken. Lichte tan aftekeningen
op de wangen en boven de ogen.
Schofthoogte
Reu: 52 tot 58 cm. Teef: 50 tot 56 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 30 kg.
|
|
|