|
|
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
233
|
Sectie
|
1
|
Dit ras, dat deel uitmaakt van de Bichon-familie, is waarschijnlijk
ontstaan in het Mediterrane Bekken. Hij komt sinds het einde van de
zestiende eeuw voor in Frankrijk en Spanje, maar officieel heeft
hij de Franse nationaliteit. Waarschijnlijk is hij ontwikkeld uit
kruisingen van de Maltezer, dwergspaniels en kleine Barbets. Deze
eens door de aristocraten zo geliefde hond, komt nu nog maar zelden
voor. Waarschijnlijk voor het eerst naar Nederland gebracht in
1966.
Type hond
Leeuwhondjes en verwante rassen
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Petit Chien Lion
Andere naam
Leeuwhondje, Löwchen
Karakter
Hij is sterk, zeer robuust, vol energie, levendig en is zeer
aanhankelijk en lief voor kinderen. Het is een goede waakhond. Hij
moet consequent, zachtaardig en met kalmte worden opgevoed.
Verzorging
Hij past zich heel goed aan het leven in een appartement aan, als
hij maar dagelijks voldoende lichaamsbeweging krijgt. Het
Leeuwhondje dient dagelijks geborsteld worden. Voor presentaties op
tentoonstellingen moet hij elke twee maanden, net als de Poedel,
"als leeuw" getoiletteerd en getrimd worden. Vandaar ook de naam
Löwchen.
Gebruik
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Kort. Vrij brede schedel. Zwarte neusspiegel.
Ogen
Rond, groot, donker gekleurd.
Oren
Lang, afhangend, met bevedering.
Lichaam
Kort, goed geproportioneerd.
Ledematen
Vrij hoog, fijn. Kleine, ronde voeten.
Staart
Middellang, geschoren, met aan de punt een toef haren die een pluim
vormen.
Vacht
Vrij lang, golvend, maar niet gekruld.
Kleur
Alle kleuren zijn toegestaan, eenkleurig of gevlekt, met
uitzondering van bruin (chocolade, leverkleurig) en afgeleiden.
Bijvoorkeur wit, zwart of citroenkleurig.
Schofthoogte
25 tot 32 cm.
Borstomvang
Gewicht
4 tot 8 kg.
|
|
|