|
|
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
120
|
Sectie
|
2
|
De Ierse Setter komt in twee variëteiten voor: eenkleurig
rood, en rood en wit. Tegen de negende eeuw had de rode
variëteit de rood-witte variëteit vrijwel geheel
verdrongen, waardoor sommigen dachten dat de laatste was
uitgestorven. Rond 1920 werd een poging gedaan om de rood-witte
variëteit weer nieuw leven in te blazen, waardoor er weer
belangstelling voor ontstond. In 1885 werd de eerste standaard voor
de Ierse Setter gepubliceerd. In 1906 werd de Ierse Setter Club
opgericht. De mooie Ierse Setter is zo populair als gezelschapshond
dat vaak wordt vergeten dat hij een uitstekend jager is. De FCI
erkent de twee variëteiten als aparte rassen.
Type hond
Britse en Ierse Setters
Land van herkomst
Ierland
Oorspronkelijke naam
Irish Red Setter, Irish Red and White Setter
Andere naam
Ierse Setter De Ier
Karakter
De Ierse Setter is energiek, levendig en onafhankelijk. Hij heeft
een zeer goed reukvermogen en is snel, maar zijn zoekgebied is
kleiner dan van de Pointer. Hij is flexibel en staat vastberaden
voor. Hij is gespecialiseerd in houtsnip en patrijs. De Ierse
Setter is zeer aanhankelijk en een uitstekende gezelschapshond. Hij
heeft een consequente maar vriendelijke opvoeding nodig.
Verzorging
Als hij in de stad leeft moet hij wel veel beweging kunnen krijgen
voor zijn fysiek en emotioneel welzijn. Hij moet dagelijks worden
geborsteld en er moet regelmatig aandacht worden besteed aan zijn
oren.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Lang, droog en zonder zwaarte. Ovale schedel. Geprononceerde
achter-hoofdsknobbel. Duidelijke stop. Vrij vierkant snuit. Lippen
niet overhangend. Neusspiegel mahoniekleurig, bruin of zwart. Hoofd
iets breder bij de rood-witte vari?teit en zonder duidelijke
achterhoofdsknobbel.
Ogen
Niet te groot, donkerbruin.
Oren
Laag aangezet, middelgroot, dun, in een plooi tegen het hoofd
hangend. Op ooghoogte aangezet bij de rood-witte vari?teit.
Lichaam
Goed geproportioneerd. Zeer gespierde, niet te dikke hals, zonder
keelhuid. Borstkas van voren gezien smal, zo diep mogelijk. Goed
gewelfde ribben. Gespierde, iets gewelfde lendenen. Rechte, goed
gespierde rug. Brede en krachtige croupe.
Ledematen
Lange, goed gespierde, pezige benen met flinke botten. Kleine, zeer
stevige voeten met veel haar tussen sterke, gesloten en gebogen
tenen.
Staart
Vrij laag aangezet, middellang, dik aan de basis, toelopend naar
het eind. Evenwijdig met de ruglijn of lager gedragen. Mooie
bevedering.
Vacht
Kort op hoofd en voorkant van de benen. Elders middellang, vlak,
niet golvend of krullend. Lange, zijdeachtige bevedering op
ooreinden, lang en fijn op achterkant van de benen. Mooie
bevedering op de buik.
Kleur
Mahoniekleurige setter: goudkleurig mahonie, zonder een spoor
zwart. Witte aftekeningen op borst, hals of tenen, kleine vlekken
op voorhoofd of smalle bles op neusbrug of hoofd zijn
toegestaan.
Schofthoogte
Rood-wit: Reu: 62 tot 66 cm. teef: 57 tot 61 cm. Rood: Reu: 57 tot
70 cm. Teef: 54 tot 67 cm.
Borstomvang
Gewicht
20 to 25 kg.
|
|
|