|
|
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
208
|
Sectie
|
5
|
Deze hond is vrijwel zeker een kruising tussen de Tibetaanse Lhasa
Apso en de Chinese Pekinees. In 1643 ontvangt de Mantsjoe-dynastie
kleine "leeuwhondjes" (Shih Tzu) cadeau van de Dalaï Lama. Hij
was lange tijd geliefd aan het hof. De laatste keizerin van China
fokte ze in haar paleis tot 1908. In 1923 werd in Peking een
Kennelclub opgericht. In 1930 worden door Lady Browning de eerste
exemplaren naar Engeland gebracht. Hij is in 1946 door de Engelse
Kennel Club erkend. In datzelfde jaar begint de gravin van Anjou in
Frankrijk een fokkerij en doet melding van het eerste nest bij de
Société Centrale Canine in 1953. De F.C.I. erkent het
ras in 1954. Hij komt niet zoveel voor als de Pekingees en de Lhasa
Apso.
Type hond
Tibetaanse honden
Land van herkomst
Tibet
Oorspronkelijke naam
Shih Tzu
Andere naam
Tibetaans leeuwtje, Chrysanten hond
Karakter
Hij is levendig, zeer actief, onafhankelijk, kalm, zachtaardig,
vrolijk en heeft veel liefde en genegenheid nodig. Het is de meest
extraverte Aziatische hond. Hij is niet bang voor vreemden en blaft
om hun aanwezigheid aan te kondigen. Hij moet consequent en met
kalmte worden opgevoed.
Verzorging
Het is een echte stadshond, maar hij heeft wel veel beweging nodig.
Dagelijks een lange wandeling is noodzakelijk. Hij is niet graag
alleen. Dagelijks borstelen en kammen is noodzakelijk. Sterk
aanbevolen wordt om de haren op de kop bijeen te binden.
Maandelijks wassen is voldoende. Hij kan niet tegen de hitte. De
conditie van de ogen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Gebruik
Gezelschapshond. Waakhond.
|
|
Hoofd
Breed en rond. Gemarkeerde stop. Neusbrug ongeveer 2,5 cm lang.
Brede, vierkante, korte snuit. Kop met verwarde, over de ogen
vallende haardos. Weelderige snor en baard. De naar boven groeiende
haren op de snuit doen aan een chrysant denken.
Ogen
Groot, rond, donker of lichter gekleurd, al naar gelang de kleur
van de vacht.
Oren
Groot, met lange oorschelpen. Afhangend gedragen. Zo weelderig
bedekt met haren dat het lijkt of ze een geheel vormen met de haren
van de hals.
Lichaam
Vrij lang, gedrongen. Brede, diepe borst. Rechte rug. Stevige, goed
aangezette lendenen. Sterke achterhand.
Ledematen
Kort, gespierd, stevige botten. Ronde, stevige voeten. Stevige
zoolkussentjes.
Staart
Hoog aangezet, vrolijk gedragen op de rug. In de vorm van een
weelderige pluim.
Vacht
Lang, dicht, maar niet gekruld. Een lichte golving is toegestaan.
Behoorlijk dikke ondervacht.
Kleur
Alle kleuren zijn toegestaan, de witte bles op het voorhoofd en het
wit op de punt van de staart worden zeer gewaardeerd bij de
meerkleurigen.
Schofthoogte
Maximaal 26 cm.
Borstomvang
Gewicht
4,5 tot 8 kg.
|
|
|