|
|
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
146
|
Sectie
|
3
|
Deze Zuid-Afrikaanse hond dankt zijn naamaan de strook naar voren
groeiend haar ("ridge") op zijn rug. Hij stamt waarschijnlijk af
van een hond die ooit door de Hottentotten werd gebruikt, en die
werd gekruist met honden die in de zevende eeuw door de eerste
kolonisten uit Europa werden geïmporteerd, in het bijzonder
mastiffs en de Bloedhond. De Rhodesian Ridgeback werd door de
Boeren ontwikkeld en de standaard voor dit ras werd in 1922 in het
voormalige Rhodesië opgesteld. Hij wordt zeer gewaardeerd in
de Verenigde Staten en Canada, waar hij wordt gebruikt voor de
berenjacht.
Type hond
Verwante rassen
Land van herkomst
Zuid-Afrika
Oorspronkelijke naam
Rhodesian Ridgeback
Andere naam
African Lion Hound, Lion-dog
Karakter
Deze flinke, solide, zeer snelle en moedige hond heeft een groot
uithoudingsvermogen en een scherpe neus, waarmee hij op wilde
dieren (zoals leeuw) jaagt. In een meute kan hij grote katachtigen
neerhalen. Hij is onvriendelijk ten opzichte van vreemden, waardoor
hij een betrouwbare en effectieve waakhond is. Hij is dominant
tegenover andere honden. Hij is rustig, blaft zelden en kan een
aanhankelijk gezelschap zijn. Hij heeft een zeer consequente
opvoeding nodig.
Verzorging
Hij is niet geschikt voor het leven in de stad. Hij heeft veel
beweging nodig. Hij kan goed tegen warmte en koude. Hij moet twee
keer per week worden geborsteld.
Gebruik
Jachthond. Waakhond, politiehond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Vrij lang. Vlakke en vrij brede schedel. Duidelijke stop. Lange,
krachtige snuit. Sterke kaken. Goed gesloten lippen. Neusspiegel
zwart of bruin, afhankelijk van de kleur van de vacht.
Ogen
Rond, in overeenstemming met kleur van de vacht.
Oren
Vrij hoog aangezet, middelgroot met afgeronde einden, dicht tegen
het hoofd gedragen.
Lichaam
Krachtig. Sterke hals zonder keelhuid. Diepe, ruime en niet al te
brede borstkas. Enigszins gewelfde ribben. Sterke, gespierde
lendenen. Krachtige rug.
Ledematen
Stevige benen met stevige botten. Compacte voeten met goed gewelfde
tenen.
Staart
Dik aan de basis, toelopend naar het eind. Licht opwaarts gekromd
gedragen.
Vacht
Kort, dicht, glad, niet wollig en niet zijdeachtig. Een ridge op de
rug, vanaf de schouders tot de heupen, gevormd door haar dat in
tegengestelde richting groeit ten opzichte van de rest van de
vacht.
Kleur
Bleek tarwekleurig tot rood-achtig bruin. Hoofd, romp, benen en
staart moeten dezelfde kleur hebben. Kleine witte aftekeningen op
borst en tenen zijn toegestaan.
Schofthoogte
Reu: 64 tot 69 cm. Teef: 61 tot 66 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 35 kg.
|
|
|