|
|
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
43
|
Sectie
|
6
|
De Basenji, die zijn oorsprong in Congo heeft, is één
van de oudste rassen ter wereld. Hij werd genoemd naar een
pygmeeënstam, waarvan de naam "boshond" betekende. De
voorouders van de Basenji, de Tesem en de Egyptische jachthond,
werden op de grafstenen van de Farao's afgebeeld. Hij lijkt op een
miniatuurversie van zijn naaste verwant, de Podenco Ibicenco. In
Afrika wordt de Basenji gebruikt als gids in de wildernis, voor de
jacht op klein wild en om de dorpen te bewaken. Het ras werd rond
1930 in Groot-Brittannië geïmporteerd, en rond 1940 in de
Verenigde Staten. De Basenji is nu heel populair in de Verenigden
Staten, en zijn populariteit neemt nog steeds toe.
Type hond
Oerrassen
Land van herkomst
Afrika (Congo)
Oorspronkelijke naam
Basenji
Andere naam
Congo hond
Karakter
Deze stevige, levendige, onafhankelijke en evenwichtige hond heeft
een sterke persoonlijkheid. Het is een aanhankelijke, speelse
gezelschapshond. Hij is vriendelijk met kinderen. De Basenji is
gereserveerd tegenover vreemden. Vanwege zijn uitstekend
reukvermogen wordt de Basenji ook als speurhond gebruikt. Net als
een kat zit hij graag op een hoge plaats. Hij kan niet blaffen. In
plaats daarvan "jodelt" hij als hij blij is. Een consequente, maar
goedaardige, vriendelijke opvoeding is nodig.
Verzorging
De Basenji kan zich aan het stadsleven aanpassen, mits hij er
dagelijks voor een wandeling uitkan. Hij houdt er niet van om
alleen gelaten te worden. Als hij alleen in huis achterblijft, kan
hij vernielzuchtig worden. Deze zeer schone hond wast zichzelf als
een kat en heeft geen lichaamsgeur. De vacht heeft niet veel
verzorging nodig.
Gebruik
Jachthond (klein wild). Gebruikshond: gids in de wildernis.
Waakhond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Vlak en fijngevormd. Lichte stop. Fijne rimpels op het voorhoofd.
Sterke kaken.
Ogen
Amandelvormig, schuin in de schedel geplaatst. Donker.
Oren
Klein, puntig en iets bol. Dun. Rechtop staand.
Lichaam
Evenwichtige verhoudingen. Sterke, goed gewelfde hals. Diepe
borstkas. Matig gewelfde ribben. Duidelijke taille. Rechte, korte
rug. Korte lendenen.
Ledematen
Lange benen met fijne botten. Kleine, smalle, compacte voeten met
goed gewelfde tenen.
Staart
Hoog aangezet. Stijf gekruld tegen de croupe gedragen.
Vacht
Kort, glanzend, dicht, zeer fijn.
Kleur
Zuiver zwart en wit, rood en wit, black-and-tan, en wit met tan
aftekeningen boven de ogen en tan snuit, lichtbruin en wit. Wit op
de voeten, voorborst en staartpunt.
Schofthoogte
Reu: 43 cm (ideaal). Teef: 40 cm (ideaal).
Borstomvang
Gewicht
Reu: 11 kg (ideaal). Teef: 9,5 kg (ideaal).
|
|
|