|
Alias
|
Bichon Fris�
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
215
|
Sectie
|
1.1
|
Hij werd vroeger als een Spaans ras beschouwd, dat in de veertiende
eeuw op de Canarische Eilanden is ingevoerd. Vandaar dat hij lange
tijd "Tenerife-hondé" werd genoemd, naar het hoofdeiland van
de Canarische Eilanden. Hij is ontstaan tijdens de Italiaanse
Renaissance, uit een kruising tussen de Maltezer en Bolognezers en
de Poedel. Zijn naam komt van het verkleinwoord
"Barbichoné". In Frankrijk deed hij zijn intrede ten tijde
van Francois I. Als favoriete ras van Hendrik III werd hij zeer
populair. Hij is in België ingevoerd tijdens de Spaanse
bezetting van Vlaanderen. Hij paradeerde in de literaire salons van
de zeventiende eeuw, van tijdens het Second Empire en de Belle
Epoque. In 1933 werd hij in Frankrijk erkend en in 1960 werd het
een Frans-Belgisch ras. Na een tijdelijke terugval in de jaren 70,
wint hij nu weer aan populariteit.
Type hond
Leeuwhondjes en verwante rassen
Land van herkomst
Frankrijk; België
Oorspronkelijke naam
Bichon poil frisé
Andere naam
Bichon frisé, Tenerife-hond, Bichon Tenerife, Krulharig
Leeuwtje
Karakter
Hij is robuust, levendig, uitgelaten, zeer vrolijk, met veel
temperament. Hij heeft een zeer groot aanpassingsvermogen, is
gevoelig, zachtaardig en een charmant gezelschap. Hij heeft een
consequente opvoeding nodig.
Verzorging
Hij kan wel in een appartement wonen, maar hij is niet graag alleen
en hij heeft lange wandelingen nodig. Dagelijks borstelen is
noodzakelijk. Maandelijks wassen is aan te bevelen. De vacht van de
Bichon à poil frisé dient rond de voeten en snuit
geknipt te worden. Het is aan te bevelen om de hond elke drie
maanden te laten trimmen. Hij verliest nagenoeg geen haren. Hij is
zeer proper. De conditie van de oren en de ogen moet regelmatig
gecontroleerd worden.
Gebruik
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
In harmonie met het lichaam. Vrij platte schedel, langer dan de
snuit. Weinig geaccentueerde stop. Vlakke wangen. Fijne lippen.
Zwarte neusspiegel.
Ogen
Rond, donker. Donkere oogleden.
Oren
Afhangend, met fijne, gekrulde (kroezende) en lange haren. Vrij
naar voren gedragen wanneer hij alert is.
Lichaam
Tamelijk langgerekt. Vrij lange, hoog en trots gedragen hals. Goed
ontwikkelde borst. Brede, gespierde, licht gewelfde lendenen. Rond
kruis.
Ledematen
Gespierd, fijne botten. Ronde gesloten voeten. Bij voorkeur zwarte
nagels.
Staart
Hoog en gracieus gebogen over de rug gedragen, de rug niet rakend
en zonder opgekruld te zijn.
Vacht
7 tot 10 cm lang, fijn, zijdeachtig, spiraalvormig, zeer
loshangend, lijkend op de vacht van de Mongoolse geit, vlak noch
draderig.
Kleur
Zuiver wit.
Schofthoogte
25 tot 30 cm.
Borstomvang
Gewicht
2,5 tot 3 kg.
|
|
|