|
|
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
101
|
Sectie
|
11
|
De Franse Bulldog stamt waarschijnlijk af van de Tibetaanse
Mastiff. Na bijgedragen te hebben aan de ontwikkeling van de
Macedonische dog zou de Tibetaanse Mastiff door de Feniciërs
naar Engeland zijn gebracht. Door kruisingen met verschillende
terriërs werd hij steeds kleiner. Engelse werklieden, met name
uit Nottingham, emigreerden naar Frankrijk. Zij namen hun "Toy
Bulldog" mee. Toen de "Toy Bulldog" rond 1850 naar Frankrijk kwam,
vertoonde hij al een aantal kenmerken van de Franse Bulldog. Nieuwe
kruisingen met andere rassen (zoals de Mopshond en Belgische
Griffon) hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de huidige
Franse Bulldog. Hij werd ingezet als rattenvanger en was de
metgezel van de slagers uit de "La Villette" in Parijs. Tevens was
hij de lijfwacht van de straatjongens van Pantin (buitenwijk van
Parijs). De standaard van het ras werd definitief opgesteld rond
1898. Na een lichte teruggang, wordt de hond nu steeds
populairder.
Type hond
Kleine Molossers
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Bouledogue Français
Andere naam
Franse Bulldog, Franse Bull
Karakter
De Franse Bulldog is actief, moedig, koppig en heeft een gehard
karakter. Het is een goede waakhond. Hij is erg aanhankelijk en
gevoelig. Een plezierig gezelschap die veel aandacht en genegenheid
vraagt. Hij is lief voor kinderen, maar vrij agressief tegenover
zijn soortgenoten. Hij moet vanaf het begin consequent en met
overtuiging, maar ook met kalmte worden opgevoed.
Verzorging
Het is een echte stadshond en past zich goed aan het leven in een
appartement aan. Tijdens het uitlaten mag hij niet aan de riem
trekken, anders zou hij een verkeerd gangwerk kunnen ontwikkelen.
De Franse Bulldog verdraagt het slecht om van zijn baas gescheiden
te worden. Hij kan niet tegen de hitte, de warmte verergert de
ademhalingsproblemen door zijn te korte neus. In de ruiperiode is
dagelijks borstelen noodzakelijk. Elke twee maanden wassen is aan
te bevelen. De conditie van de ogen en de huidplooien in het
gezicht moeten regelmatig gecontroleerd worden.
Gebruik
Gezelschapshond. Waakhond.
|
|
Hoofd
Erg stevig, breed, vierkant met plooien en rimpels. Brede, bijna
platte schedel. Zeer gewelfd voorhoofd. Zeer geprononceerde stop.
Kort aangezicht, met stompe neus. Neusbrug met concentrische
plooien. Brede neusspiegel met wipneus. Dikke, zwarte lippen.
Brede, vierkante, krachtige kaken. Gematigd vooruitstekende
onderkaak (prognatie).
Ogen
Rond, tamelijk groot, iets uitpuilend, donker gekleurd. Zwarte
oogleden.
Oren
Rechtop, middellang, breed aan de basis en rond aan de punt (zgn.
"vleermuisoren").
Lichaam
Gedrongen, zeer gespierd. Bovenlijn komt geleidelijk omhoog tot ter
hoogte van de lendenen. Korte hals zonder keelhuid. Cilindervormige
borst. "Tonvormige" ribben. Brede rug. Korte lendenen. Hellende
croupe. Opgetrokken buiklijn.
Ledematen
Dikke, korte voorbenen. Iets langere achterbenen. Ronde, iets naar
buiten gedraaide kattenvoeten.
Staart
Van nature kort, dik aan de wortel, knobbelig of gebogen en spits
toelopend naar de punt.
Vacht
Kortharig, dicht, glanzend en zacht.
Kleur
- Gestroomd: roodbruin (fawn) met zwarte dwarsstrepen. Mengeling
van zwarte en rode haren. enkele Witte haren op de borstkas en de
kop zijn toegestaan. - wit en Gestroomd, zgn. kwartelkleur:
gestroomde Vacht met opvallende spikkels. Witte ondergrond met
gestroomde vlekken. de effen Witte Vacht valt onder de
kwartelkleur.
Schofthoogte
25 tot 35 cm.
Borstomvang
Gewicht
8 tot 14 kg.
|
|
|