|
|
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
50
|
Sectie
|
2.2
|
Er zijn veel speculaties over hoe de voorouders van de
Newfoundlander op New Foundland in Canada terechtgekomen zijn. Is
hij de afstammeling van de Scandinavische zwarte beerachtige honden
die door de Noren in de zestiende eeuw werden meegebracht?
Misschien stamt hij af van de hond van Labrador of van de Molossers
geïntroduceerd door rondreizende Vikingen. Mogelijk is de New
Foundlander verwant aan de Leonberger, de Sint Bernard of de
Pyreneese Berghond die de Baskische vissers vergezelde op hun
reizen. In Engeland werd hij door Byron geprezen en de schilder
Landseer maakte hem onsterfelijk. In de negentiende eeuw brachten
de Franse kabeljauwvissers de New Foundlander naar Frankrijk.
Type hond
Bergtype Molosser
Land van herkomst
New Foundland - Canada
Oorspronkelijke naam
New Foundland
Andere naam
Newfoundland Dog, Newfoundlander
Karakter
De New foundlander is gevoelig, uitermate trouw, eerlijk,
gehoorzaam, rustig en zacht. Hij is verzot op kinderen. Het is geen
waker, hij boezemt enkel ontzag in door zijn voorkomen. Hij bezit
een diep reddingsinstinct. Hij is bereid om in het water te gaan en
uren te zwemmen om een drenkeling te redden. Hij wordt ook wel de
'Sint Bernard van de zee' genoemd. Zijn opvoeding moet consequent
zijn maar met het nodige geduld. Hij bereikt pas rond zijn tweede
levensjaar zijn volledige volwassenheid.
Verzorging
De New foundlander kan zich eventueel aan het leven op een
appartement aanpassen op voorwaarde dat men hem niet te veel alleen
laat. Hij heeft ruimte nodig om zich uit te leven. Hij houdt niet
van de warmte. De hond moet twee keer per week geborsteld
worden.
Gebruik
Reddingshond in het water. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Breed en massief. Niet al te duidelijke stop. Korte snuit, eerder
vierkant.
Ogen
Klein, wijd uit elkaar, donkerbruin of lichter bij de
kastanjebruine dieren.
Oren
Klein, driehoekig, liggen tegen de zijkant van het hoofd aan.
Lichaam
Massief. Sterke hals. Diepe borstkas.Brede rug. Stevige en
gespierde lendenen. Brede, afhellende croupe.
Ledematen
Grote, goed gespierde voeten met vliezen tussen de tenen.
Staart
Stevig en breed aan de basis, matige lengte tot iets voorbij het
spronggewricht, vrij dik. Hij hangt af met een lichte boog aan het
uiteinde.
Vacht
Lang, vlak, ruw, zonder krullen, voelt ongewoon vettig aan,
ondoordringbaar. Bevederde ledematen. Zachte, dichte
ondervacht.
Kleur
Eenkleuring: zwart (gitzwart mat), kastanjebruin (chocolade of
bronskleurig). Zwarte kop met indien mogelijk een witte bles;
zwarte mantel en aftekeningen, de croupe en het bovenste deel van
de staart zijn zwart. De andere delen moeten wit zijn.
Schofthoogte
Reuen: gemiddeld 71 cm. Teven: gemiddeld 66 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reuen: ongeveer 68 kg. Teven: ongeveer 54 kg.
|
|
|