|
|
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
190
|
Sectie
|
2.2
|
Zijn naam is afgeleid van het Duitse 'hofewart' (bewaker van het
hof) die de traditionele bewaker aanduidde van de Duitse
boerderijen in de dertiende eeuw. De Hovawart is dus reeds lang
bekend in zijn land. Zijn verre voorouders zijn waarschijnlijk de
Aziatische Doggen. Na verloop van tijd verloor het ras zijn
populariteit. Pas in de jaren 20 werd het ras weer terug verkregen
door kruisingen met onder andere Duitse Herders, Leonbergers en
Newfoundlanders.Het ras werd in 1936 erkend en door de F.C.I. in
1964 als gebruikshond geregistreerd. Vandaag de dag komt de
Hovawart vrij vaak voor in Duitsland en de Scandinavische
landen.
Type hond
Molosser Bergtype
Land van herkomst
Duitsland
Oorspronkelijke naam
Hovawart
Andere naam
Karakter
De Hovawart heeft een groot weerstandsvermogen, is sterk, energiek,
goede loper, goede springer, en zwemt graag. Deze hond heeft een
uitstekend reukvermogen, is waakzaam maar nooit agressief zonder
reden. Het is een hond die voor meerdere doeleinden geschikt is.
Hij is rustig, evenwichtig, gehecht aan zijn baas en zacht met
kinderen. Hij is makkelijk op te voeden, met zachte maar
consequente hand. Hij heeft een zware stem, diep en helder maar hij
blaft weinig. Hij is pas rond een leeftijd van twee jaar
volwassen.
Verzorging
Hij past zich aan het leven in de stad aan maar men moet hem
voldoende beweging en ruimte geven. Een wekelijkse borstelbeurt
volstaat om de vacht te onderhouden.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Gebruikshond: reddingshond (lawines),
speurhond (drugs), blindengeleidehond. Waakhond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Krachtig. Brede, gewelfde schedel. Duidelijke stop. Krachtige,
lange snuit. Zwarte lippen.
Ogen
Ovaal, vrij donker tot donker kastanjebruin.
Oren
Driehoekig, afhangend tegen het hoofd.
Lichaam
Gespierd en slank. Sterke hals zonder keelhuid. Brede, diepe
borstkas. Stevige, rechte rug. Lichtjes afhellende croupe.
Ledematen
Robuust, goed gespierd. Stevige, compacte en afgeronde
voeten.
Staart
Lang, behaard, in rust afhangend tot onder het
spronggewricht.
Vacht
Lang, licht golvend en glad aanliggend. Kort op de kop en de
voorzijde van de ledematen. Geen scheidingen noch krullen. Weinig
ondervacht.
Kleur
Licht fauve die op de ledematen en de buik nog bleker is. Zwart.
Black-and-tan met fauve aftekeningen (wenkbrauwen, borst,
ledematen, onder de staartbasis). Zwart en Black-and-tan zijn de
meest voorkomende variteiten. Bij de drie vari?teiten is een
kleine witte vlek op de borst en enkele schaarse witte haren op de
staartpunt toegestaan.
Schofthoogte
Reuen: 63-70 cm. Teven: 58-65 cm.
Borstomvang
Gewicht
25-40 kg.
|
|
|