|
|
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
98
|
Sectie
|
1.1
|
Aan het eind van de negentiende eeuw kruisten Duitse fokkers, die
streefden naar een veelzijdige pointer, de Poedel, de Pudelpointer,
Griffon pointers en de Airedale Terriër. Mogelijk werd ook de
Stichelhaar, een oude kortharige Duitse pointer, gebruikt. De
Duitse Staande Draadhaar erfde een groot potentieel van zijn
voorouders. In 1902 werd in Duitsland een club voor dit ras
opgericht, en in 1955 erkende de Kennel Club het ras. Hij is zeer
populair in Duitsland.
Type hond
Continentale Pointers
Land van herkomst
Duitsland
Oorspronkelijke naam
Deutscher Drahthaariger, Vorstehhund
Andere naam
Duitse Staande, Draadhaar, Duitse Staande Hond, Draadhaar
Karakter
Deze onverschrokken, moedige, energieke, levendige en snelle hond
met een groot uithoudingsvermogen jaagt op elk soort wild, in elk
soort terrein en bij elk soort weer. Met zijn uitstekende neus
speurt hij kalm en volhardend. Hij is een nauwkeurige pointer. Hij
is pointer en jager op haas, vos en wild zwijn. Hij is ook erg goed
in het opsporen van gewond groot wild. Hij is zeer trouw,
evenwichtig en vriendelijk, en daardoor een goede gezelschapshond.
Gezien zijn sterke wil, mogelijke koppigheid en jaloersheid ten
opzichte van andere honden, dient hij een consequente, maar
flexibele opvoeding te krijgen.
Verzorging
Hij kan in de stad leven, al is dit niet ideaal. Hij dient twee
keer per dag een flinke wandeling te maken. Hij moet verschillende
keren per week worden geborsteld en er moet aandacht aan zijn oren
worden besteed.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Breed. Gezicht heeft een energieke uitdruk. Licht gewelfde schedel.
Matige stop. Lange, brede en krachtige snuit. Geen hanglippen.
Donkerbruine neusspiegel. Dichte baard.
Ogen
Ovaal, hoe donkerder, hoe beter. Borstelige wenkbrauwen.
Oren
Hoog aangezet, middelbreed en niet gekruld.
Lichaam
Vierkante lichaamsbouw. Middellange, gebogen hals. Hoge, goed
gespierde schoft. Brede, diepe borstkas. Goed gewelfde ribben.
Korte, rechte rug. Gespierde lendenen. Brede heupen. Lange, brede,
licht hellende croupe. Buiklijn iets opgetrokken. Korte
flanken.
Ledematen
Krachtige, stevige benen. Ronde voeten met gesloten tenen en dikke,
stevige, voetzolen.
Staart
Niet te dik. Werd voor de jacht gecoupeerd, inmiddels is dit in
Nederland verboden. Recht en evenwijdig aan de grond
gedragen.
Vacht
Hard, draadharig, vlakliggend en dicht. Goede bescherming tegen
slecht weer en verwondingen; 2 tot 4 cm lang. Korter onder de borst
en buik en op hoofd en oren. Dichte ondervacht.
Kleur
Donker tot middelbruin. Bruin gemengd met wit of lichtbruin
(schimmel). Gemengd met zwarte en witte haren (zwartschimmel), met
of zonder kleurvlekken.
Schofthoogte
Reu: 60 tot 67 cm. Teef: 56 tot 62 cm.
Borstomvang
Gewicht
27 tot 32 kg.
|
|
|