|
|
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
137
|
Sectie
|
2.2
|
De zeer verre voorouders zijn waarschijnlijk, zoals voor de meeste
Molossers, de Tibetaanse Mastiffs, die in Europa zijn
geïntroduceerd tijdens de Aziatische invasies. De Pyreenese
Berghond is sinds de zeventiende eeuw bekend. Hij beschermt de
herder en de kudde tegen wolven en beren en bewaakt huizen en
kastelen. De Pyreneese Berghond maakte deel uit van het hof van
Lodewijk XIV. De clubs van Argelès en Caterets (opgericht in
1907) stelden de eerste rasstandaard op. Deze standaard werd in
1960 erkend. De Pyreneese Berghond is ook buiten Frankrijk
populair, voornamelijk in de Verenigde Staten en Japan.
Type hond
Molosser Bergtype
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Montagne des Pyrénées
Andere naam
Pyreneese Berghond
Karakter
Zelfstandig, fier, dominant en een eigenzinnig karakter. Een vroege
en consequente opvoeding is noodzakelijk. Rustig, aanhankelijk,
beschermend, zeer zacht met kinderen, het is een ideale
gezelschapshond. Uiterst gereserveerd met vreemden, uitstekende
waker, ontzag inboezemend en kan indrukwekkend uit de hoek
komen.
Verzorging
Deze hond is niet aan het leven in de stad aangepast. Hij heeft
ruimte en beweging nodig om gedragsproblemen te voorkomen. Hij
verdraagt het slecht om opgesloten te zijn. Hij moet drie keer per
week geborsteld worden en verschillende keren per jaar
gewassen.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Waakhond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
In verhouding tot de grootte van de hond. Licht gewelfde schedel.
Lichte stop. Brede snuit, fijner naar het uiteinde toe. Iets
afhangende zwarte lippen.
Ogen
Betrekkelijk klein, donker amberkleurig. De oogleden vertonen
zwarte randen. Ze zijn lichtjes schuin ingeplant.
Oren
Klein en driehoekig. Ze hangen af en vallen vlak langs het
hoofd.
Lichaam
Indrukwekkend. Sterke, vrij korte hals. Rechte, brede en sterke
rug. Brede en diepe borstkas. Licht gewelfde ribben.Licht
opgetrokken buiklijn. Licht schuine croupe.
Ledematen
Stevig, bevederd. Dubbele hubertusklauwen aan de achterpoten. Niet
te lange voeten, compact met matig gekromde tenen.
Staart
Vrij lang, behaard met een pluim. Hij wordt in rust laag gedragen
maar richt zich gebogen op wanneer het dier alert is.
Vacht
Lang, vlak, soepel en vol. Langer op de staart, de dijen en de hals
waar de haren wat gegolfd kunnen zijn. Dikke, wollige
ondervacht.
Kleur
Wit met of zonder grijze vlekken (dassenvacht) of lichtgeel of
oranje aan de kop, de oren en bij de aanzet van de staart. De
voorkeur wordt gegeven aan een dasvormig vlekkenpatroon. Enkele
vlekken op het lichaam zijn toegestaan.
Schofthoogte
Reuen: 70-80 cm. Teven: 65-72 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reuen: ongeveer 60 kg. Teven: ongeveer 45 kg.
|
|
|