|
|
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
253
|
Sectie
|
11
|
Dit zeer oude ras is waarschijnlijk afkomstig uit China en heeft
dezelfde voorouders als de Tibetaanse Mastiff. Hij is in de
zestiende eeuw via Nederland naar Europa gekomen. In de zeventiende
eeuw werd in Engeland de mopshond verder ontwikkeld. De Engelsen
ontwikkelden twee families: de Morisson-Mops met roodbruine vacht
en de Willoughby-Mops met een zwart met lichtbruin gemengde vacht.
Sinds 1866 zijn deze twee families samengevoegd. Vroeger werd hij
gekruist met kleine spaniels, waaruit de tegenwoordig uitgestorven
Alicante-hond ontstond. In de achttiende eeuw kwam hij naar
Frankrijk, waar hij werd gehouden door Joséphine de
Beauharnais (de eerste vrouw van Napoleon) en Marie-Antoinette. In
Engeland wordt hij "Pug" genoemd vanwege zijn platte voorhoofd
(pug-nose = stompe neus) en in Duitsland en Nederland heet hij
"Mops". In Frankrijk wordt hij "Carlin" genoemd, naar de Italiaanse
acteur Carlo Bertinazzi, "Carlino". Deze acteur droeg, in de
achttiende eeuw, een zwart masker in de rol van harlekijn. Na een
lichte terugval heeft de Mopshond met behulp van de hertog van
Windsor weer bekendheid gekregen en wint hij weer aan
populariteit.
Type hond
Kleine Molossers
Land van herkomst
Groot-Brittannië
Oorspronkelijke naam
Pug
Andere naam
Mopshond, Mops, Carlin
Karakter
De mopshond is aanhankelijk, gevoelig en zachtaardig. Deze kleine
dog is een fijne gezelschapshond met een goed karakter. Hij kan
echter ook wel eens moeilijk en lichtgeraakt zijn. Hij kan niet zo
goed met kinderen omgaan. De onstuimige pup wordt kalm en bedaard
wanneer hij eenmaal volwassen is. Hij blaft maar zelden. Het is
geen waakhond, ondanks dat hij terughoudend is tegenover vreemden.
Hij heeft een consequente opvoeding nodig die al op jonge leeftijd
moet beginnen.
Verzorging
Hij past zich uitstekend aan het leven in een appartement aan. Hij
is niet sportief en heeft voldoende aan korte wandelingen. Hij
heeft er een hekel aan om alleen te zijn of van zijn baas te worden
gescheiden. Hij kan niet tegen de hitte, want hij is net als alle
andere kortschedelige honden erg gevoelig voor problemen met de
luchtwegen. De voor stof gevoelige ogen en rimpels op het voorhoofd
moeten regelmatig gecontroleerd worden. Twee tot drie keer per week
borstelen is voldoende.
Gebruik
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Stevig, rond. Schedel zonder voorhoofdsgroeve. Geprononceerde stop.
Korte, stompe, vierkante snuit. Geen wipneus. Duidelijke rimpels.
Lichte prognatie (ondervoorbijtend) van de onderkaak. Snijtanden
van de onderkaak liggen praktisch op ??n lijn.
Ogen
Zeer groot, uitpuilend, donker gekleurd, glanzend.
Oren
Dun, klein, zacht aanvoelend. Twee vormen zijn toegestaan: -
roosvormig: klein, afhangend, naar achter gevouwen, de externe
gehoorgang bedekkend. - Knopvormig: naar voren vallend, met de punt
tegen de schedel, de gehooropening bedekt (voorkeursvorm).
Lichaam
Compact, vierkante lichaamsbouw. Gedrongen. Licht gewelfde,
stevige, dikke hals. Brede borst. Rechte rug.
Ledematen
Zeer stevig, middellang. Geen erg ronde of langgerekte voeten.
Gesloten tenen.
Staart
Hoog aangezet, met een zo dicht mogelijke krul op de heup. Een
dubbele krul is ideaal.
Vacht
Fijn, glad, zacht en glanzend, niet grof of wollig.
Kleur
Zilver, abrikoos, roodbruin of zwart. Elke kleur dient duidelijk
aanwezig te zijn, zodat er een duidelijk contrast is tussen de
kleur van de vacht, de aalstreep (zwarte streep van het achterhoof
tot de staart) en het masker. De vlekken zijn duidelijk omlijnd. De
snuit (het masker), de oren, de schoonheidsvlekjes op de wangen, de
duimvlek of ruit op het voorhoofd en de aalstreep zijn zo zwart
mogelijk.
Schofthoogte
Ongeveer 30 cm.
Borstomvang
Gewicht
6,3 tot 8,1 kg.
|
|
|