|
Alias
|
Dandie Dinmont Terriër
|
Groep
|
Terriërs
|
FCI
|
168
|
Sectie
|
2
|
Zijn eerste sporen vinden we in de achttiende eeuw. Hij komt
waarschijnlijk voort uit een kruising tussen een oude Schotse
Terriër, de Bedlington Terriër en misschien de
Otterhound. Walter Scott maakte hem beroemd in zijn roman 'Guy
Mannering' (1815) waarin de held, een landbouwer Dandie Dinmont
genaamd, een meute Basset Terriërs bezat. Het ras wordt sinds
die tijd de Dandie Dinmont Terriër genoemd. Rond 1820 werd de
Dandie Dinmont Terriër selectief gefokt door de Schotse
landbouwer J. Davidson. De eerste club werd in 1875 gecreëerd.
Met een verleden als geduchte rattenvanger is hij nu een aangename
gezelschapshond geworden.
Type hond
Kleine Terriërs
Land van herkomst
Groot-Brittannië
Oorspronkelijke naam
Dandie Dinmont Terriër
Andere naam
De Dandie
Karakter
De Dandie Dinmont Terriër is robuust, levendig, moedig,
onvermoeibaar, temperament- vol, onafhankelijk, vastberaden en soms
koppig. Hij is gevoelig en vriendelijk, kortom een goede gezel. De
Dandie Dinmont Terriër jaagt op ongedierte (zoals knaagdieren,
das, bunzing en wezel). Hij is ook een goede waker en heeft een
forse blaf. Hij moet consequent opgevoed worden.
Verzorging
De Dandie Dinmont Terriër kan in een appartement leven op
voorwaarde dat hij dagelijks lange wandelingen kan maken. Twee tot
drie maal per week borstelen volstaat. Hij moet tweemaal per jaar
getrimd worden.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Stevig gebouwd, fors, met zijdeachtige, zeer zachte haren bedekt.
Brede schedel. Bol voorhoofd. Hoge en sterke snuit. Krachtige
kaken. Sterk ontwikkelde kaakspieren.
Ogen
Groot, rond, wijd uit elkaar, donker hazelnootkleurig.
Oren
Laag aangezet, afhangend tot tegen de wangen. De lengte varieert
van 7.5-10 cm. Hun kleur is in harmonie met de vachtkleur. Donker
bij een peperkleurige vacht, donker mosterdkleurig bij een
mosterdkleurige vacht.
Lichaam
Lang, laag. Erg gespierde, sterke hals. Goed gewelfde ribben. Vrij
lage rug (ter hoogte van de schouders). Goed gespierd. Goed
ontwikkelde borstkas.
Ledematen
Kort, erg gespierd. Stevig beenderstelsel. De achterpoten zijn iets
langer dan de voorpoten. Ronde voeten.
Staart
Tamelijk kort (20-25 cm), vrij breed aan de basis maar smaller naar
het uiteinde toe. Gedragen in een boog zoals van een
kromzwaard.
Vacht
Lang, stug. Geeft een ruige indruk. De voorpoten zijn bevederd.
Zachte, plukkige ondervacht.
Kleur
Peperkleurig: gaat van zwart via donkerblauw naar licht
zilvergrijs. De ledematen vertonen een kleur gaande van een intens
tan kleurig naar een bleke wildkleur. Weelderige zilverwitte kuif.
Mosterdkleurig: gaat van bruinrood naar bleek wildkleur. De
ledematen en de voeten zijn iets donkerder gekleurd dan de kop.
Weelderige cremekleurige kuif. Witte voeten zijn te ongewenst bij
de twee kleuren.
Schofthoogte
25-30 cm.
Borstomvang
Gewicht
8-11 kg.
|
|
|