|
|
|
Groep
|
Staande honden
|
FCI
|
179
|
Sectie
|
1.1
|
De Braque du Bourdonnais was al in de zestiende eeuw bekend als een
bekwame jager op kwartel. Volgens de beschrijving was hij
volhardend, werd hij met een korte staart geboren en had hij een
witte vacht met geelbruine of bleek kastanjekleurige vlekken. Het
ras was in het begin van de twintigste eeuw vrij populair, maar de
twee wereldoorlogen deden het bijna verdwijnen. In 1925 werd er een
club voor het ras opgericht. Tegenwoordig proberen fokkers het ras
in stand te houden.
Type hond
Continentale Pointers
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Braque du Bourbonnais
Andere naam
Karakter
De Braque du Bourdonnais is volhardend, niet erg snel en heeft een
scherpe neus. Hij past zich makkelijk aan elk soort terrein aan en
is geschikt voor veel soorten wild. Hij is voortreffelijk in het
volgen van een spoor en hij staat bekend als een specialist voor de
jacht op patrijs en houtsnip. Hij is vriendelijk en aanhankelijk,
en daardoor een goed gezelschap. Hij heeft een consequente, maar
zachtaardige opvoeding nodig.
Verzorging
Hij heeft ruimte en beweging nodig. Als hij in de stad leeft, moet
hij er meerdere keren per dag op uit. Hij moet regelmatig worden
geborsteld en zijn oren moeten regelmatig worden
gecontroleerd.
Gebruik
Jachthond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Stevig. Ronde schedel. Enigszins uitgesproken stop. Rechte of iets
gebogen neusbrug. Sterke, kegelvormige snuit. Stevige kaken.
Neusspiegel dezelfde kleur als de vacht.
Ogen
Groot, lichtbruin of donker amberkleurig, afhankelijk van de kleur
van de vacht.
Oren
Langs de wangen hangend, heel weinig gekruld, iets voorbij de keel
reikend indien gestrekt.
Lichaam
Vierkante lichaamsbouw. Gespierde hals, geringe keelhuid is
toegestaan. Geprononceerde schoft. Brede, lange en zeer diepe
borstkas. Goed gewelfde ribben. Korte, brede lendenen. Vlakke
flank, buiklijn iets opgetrokken. Ronde, iets hellende
croupe.
Ledematen
Zeer gespierde benen, met stevige botten. Voeten met gesloten tenen
en harde voetzolen.
Staart
Vrij laag aangezet, van nature kort. Staart moet kort zijn (niet
langer dan 15 cm) of helemaal afwezig.
Vacht
Kort, dun en dicht. Iets dikker en soms wat langer op de rug.
Kleur
- wit gespikkeld Licht kastanjebruin. Eventueel kastanje bruine
vlekken op het Hoofd en gele boven de Ogen op de lippen en voeten.
- Geelbruin met weinig of veel vlekken, haren sterk gemengd. Over
het geheel genomen mag de Vacht een bleke perzikkleurige zweem
hebben. Gekleurde aftekeningen op het Hoofd, al dan niet
symmetrisch, zijn alleen toegestaan als ze onopvallend zijn en als
de beide ogen niet in dezelfde vlek zitten.
Schofthoogte
Reu: 51 tot 57 cm. Teef: 48 tot 55 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reu: 18 tot 25 kg. Teef: 16 tot 22 kg.
|
|
|