|
|
|
Groep
|
Herdershonden en Veedrijvers behalve Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
201
|
Sectie
|
1
|
Men neemt aan dat de Berghond van de Maremmen en Abruzzen al een
oud ras is. De Romeinse landbouwkundige Varro maakt al in 100 v.
Chr. in zijn geschriften melding van een ras van witte honden. Net
als bij de meeste honden van het Europese Molossser type, kan de
oorsprong van dit ras worden teruggevoerd tot de Herders-honden van
Centraal-Azië die met de Mongolen in West-Europa arriveerden.
Tot 1950/1960 werd er onderscheid gemaakt tussen de Berghond van de
Maremmen (kortharig) en de langharige Berghond van de Abruzzen. Er
werd vastgesteld dat dit onderscheid alleen maar werd gemaakt omdat
deze hond van juni tot oktober in de Abruzzen werkzaam was, en van
oktober tot juni in de Maremmen streek. Ongeveer vijfentwintig jaar
geleden schreef prof. G. Solaro één standaard voor
het ras, en werden de namen samengevoegd.
Type hond
Herdershonden
Land van herkomst
Italië
Oorspronkelijke naam
Cane da Pastore, Maremmano-Abruzzese
Andere naam
Berghond van de Maremmen, Berghond van de Maremmen en
Abruzzen
Karakter
Deze rustige, bedachtzame en niet snel onderworpen hond heeft een
consequente opvoeding nodig. Hij is zeer gehecht aan zijn baas,
geschikt voor kinderen en een goede gezelschapshond. Omdat hij zeer
wantrouwig is ten opzichte van vreemden, is hij een betrouwbare en
toegewijde waakhond.
Verzorging
Deze hond is niet geschikt voor een leven binnenshuis. Hij heeft
ruimte en veel beweging nodig. Deze robuuste hond kan niet goed
tegen warmte. Regelmatig borstelen is nodig.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Waakhond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Groot, plat, wigvormig; lijkend op dat van een ijsbeer. Geen
duidelijke stop.
Ogen
Amandelvormig, relatief klein ten opzichte van de rest van het
lichaam. Oker of donkerbruin van kleur. Zwart omrande
oogleden.
Oren
Hoog aangezet. Betrekkelijk klein, hangend, driehoekig
(V-vormig).
Lichaam
Langer dan hoog. Dikke, krachtige hals. Diepe, brede borstkas. Goed
gewelfde ribben. Krachtige, gespierde, licht hellende croupe.
Rechte rug.
Ledematen
Grote voeten, vrijwel rond. Tenen bedekt met dik, kort haar.
Staart
Met dik haar bedekt. Laag aangezet. In rust laag gedragen; in actie
in het verlengde van de rug gedragen, met het uiteinde opwaarts
gekruld.
Vacht
Dik en lang (8 cm), ruw aanvoelend. Kort op het hoofd. Kraag en
bevedering op de achterkant van de benen. Zware ondervacht in de
winter.
Kleur
Eenkleurig wit. Ivoren, bleek oranje of citroengele tinten zijn
toegestaan.
Schofthoogte
Reuen: 65-73 cm. Teven: 60-68 cm
Borstomvang
Gewicht
Reuen: 35-45 kg. Teven: 30-40 kg.
|
|
|