|
Alias
|
Bedlington Terriër
|
Groep
|
Terriërs
|
FCI
|
9
|
Sectie
|
1
|
De Bedlington Terriër ontstond in de achttiende eeuw in
Bedlington, een klein Engels dorpje in de buurt van Rothbury in het
Northumberland. De Dandie Dinmont Terriër, de Otterhound en de
Whippet behoren tot zijn voorouders. Eerst werd hij bij de jacht op
roofwild en op vossen gebruikt. In de mijngangen ving hij ratten.
De Bedlington Terriër werd in 1873 door de Kennel Club
erkend.
Type hond
Grote en middelgrote Terriërs
Land van herkomst
Groot-Brittannië
Oorspronkelijke naam
Bedlington Terriër
Andere naam
Rothbury Terriër, Schaapshond, De Bedlington
Karakter
De Bedlington Terriër is robuust, sportief, zeer vlug, moedig
en bezit een sterk karakter. Opgewekt, heel vriendelijk met zijn
baas, zacht en speels met kinderen. Hij kan agressief zijn tegen
soortgenoten wanneer hij wordt aangevallen. De Bedlington
Terriër vraagt een consequente maar zachte opvoeding.
Verzorging
Hij past zich aan het leven in een appartement aan, maar dagelijks
lange wandelingen zijn noodzakelijk. Borstel de Bedlington
Terriër dagelijks en laat hem twee tot drie maal per
jaar trimmen.
Gebruik
Jager op ongedierte. Waakhond. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Peer- of wigvormig hoofd. Smalle, hoge, afgeronde schedel bedekt
met een weelderige, bijna witte, zijdeachtige toef. Geen stop.
Lange kaken die smaller worden.
Ogen
Klein met een driehoekig aspect. Donkere ogen bij blauwe dieren, de
ogen zijn lichter met een amberkleurige schijn bij de blauw en tan
gekleurde dieren; hazelnootkleurig bij de kastanjebruine en
zandkleurige dieren.
Oren
Van gemiddelde grootte, laag aangezet en vlak tegen de wangen
aanliggend. Dun en fluweelachtig van structuur, bedekt met korte en
fijne haren en aan het uiteinde voorzien van een bijna witte franje
van zijdeachtige haren.
Lichaam
Iets langer dan hoog, gespierd en lenig. Lange hals zonder
keelhuid. Hoge, vrij brede borstkas. Vlakke ribben. De rug vertoont
een natuurlijke kromming. Gewelfde lendenen die de kromming van de
rug volgen.
Ledematen
De achterpoten lijken langer dan de voorpoten. Lange voeten
(hazenvoeten). Dikke en gesloten voetzolen.
Staart
Laag aangezet, matige lengte, breed aan de basis, wordt smaller en
eindigt in een punt, vormt een sierlijke boog. Nooit op de rug
gedragen.
Vacht
Dik, wollig maar niet stug draadharig. Heeft de neiging te krullen
vooral op de kop en in het gezicht.
Kleur
Blauw, leverkleurig of zandkleurig met of zonder tan. De donkerste
kleuren zijn te verkiezen. Het blauw en het blauw en tan moeten
samengaan met een zwarte neus. De kastanjebruine en zandkleurige
dieren moeten een (kastanje)bruine neus hebben.
Schofthoogte
Ongeveer 40,6 cm.
Borstomvang
Gewicht
8-10,5 kg.
|
|
|