|
Alias
|
Mastin de los Pirineos
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
92
|
Sectie
|
2.2
|
De Mastiin de los Pirineos is afkomstig van de zuidelijke Pyreneese
berghellingen. Deze Spaanse hond mag niet verward worden met de
Pyreneese Berghond, een Frans ras waarmee hij verwant is. Volgens
sommigen is hij ontstaan uit een kruising tussen de Mastin
Español en de Pyreneese Berghond. Eeuwenlang hoedde hij de
rondtrekkende kudden. Het ras werd aan het einde van de negentiende
eeuw erkend.
Type hond
Bergtype Molosser
Land van herkomst
Spanje
Oorspronkelijke naam
Perro MastÃn de los Pirineos
Andere naam
Mastin d'Aragon, Mastin del Pireneos, Pyreneese Mastiff
Karakter
De Mastàn de los Pirineos is vriendelijk, rustig en nobel.
Maar tevens moedig en wantrouwend tegenover vreemden waarvoor hij
nooit zal terugdeinzen. Het geblaf van deze hond is laag en diep.
Hij is vriendelijk ten opzichte van soortgenoten. Een consequente
opvoeding, waarmee op jonge leeftijd begonnen moet worden, is
nodig
Verzorging
De Mastiin de los Pirineos is niet geschikt om in de stad te leven.
Hij houdt er niet van om opgesloten te zijn. Borstel deze hond
één of twee keer per week.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Waak- en verdedigingshond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Groot en stevig. Brede en gewelfde schedel. Onduidelijke stop.
Rechte snuit die iets nauwer wordt naar de grote neus toe.
Ogen
Klein, amandelvormig, hazelnootkleurig, bij voorkeur donker. Zwarte
oogleden. Het onderste ooglid hangt licht af waardoor een klein
deel van het bindvlies te zien is.
Oren
Van gemiddelde grootte, driehoekig, afhangend en vlak aanliggend,
de kaken rakend.
Lichaam
Iets langer dan breed, zeer stevig en robuust. Hals goed gewelfd,
dubbele keelhuid. Duidelijke schoft. Brede en diepe borstkas.
Gewelfde ribben. Krachtige, gespierde rug. Brede, stevige en
schuine croupe. Licht opgetrokken buik.
Ledematen
Gespierd. Rond (katten) voeten. Gesloten, gewelfde tenen.
Staart
Breed aan de basis, stevig, soepel, weelderig behaard met lange,
zachte haren (pluim). In rust laag gedragen en reikt tot aan de
spronggewrichten, het laatste derde deel is steeds opgekruld.
Vacht
Sluik, dicht, dik, halflang (6-9 cm). Niet wollig. Langer op de
schouders, de hals en onder de buik en aan de achterzijde van de
ledematen.
Kleur
Wit, altijd met een uitgesproken masker. Soms duidelijke vlekken in
dezelfde kleur als het masker verspreid over het lichaam. De oren
zijn altijd gekleurd. Driekleurige en effen witte dieren zijn niet
gewenst. De staartpunt en de uiteinden van de ledematen zijn altijd
wit. Het masker is goed te zien met de lichte haar-basis. De meest
gewenste kleuren zijn: zuiver wit of sneeuwwit met vlekken in
middengrijs, intens goudgeel; bruin, zwart, zilvergrijs, licht
grijsbruin, zandkleur, gemarmerd.
Schofthoogte
Reuen: ten minste 77 cm. Teven: ten minste 72 cm.
Borstomvang
Gewicht
55-70 kg.
|
|
|