|
|
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
24
|
Sectie
|
1.1
|
De Poitevin werd in 1692 ontwikkeld als de "Haut-Poitou" door Markies F. de Larye. De belangrijkste voorouders van het ras zijn de Chien Céris en de Montemboeuf, afstammelingen van de beroemde Chien Blanc du Roy en van Ierse speurhonden en Engelse greyhounds. Er werd gekruist met de Foxhound en de Gascon-Saintongeois. In de negentiende eeuw stond hij bekend als een uitstekende jager op wolf, en tegenwoordig wordt hij gewaardeerd als jager op haas en hert. In 1957 werd de naam van het ras veranderd in "Poitevin". Sinds de oprichting van de Club Français du Chien d'Ordre is het ras steeds populairder geworden.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Chien du Haut-Poitou
Andere naam
Poitevin
Karakter
Deze zeer actieve, stoutmoedige, snelle en levendige hond kan een prooi een hele dag lang volgen. Hij is niet bang voor een braamstruik. Met zijn scherpe neus, krachtige stem en vaardigheid als meutehond is hij uitstekend geschikt voor de jacht op hert. Net als alle andere meutehonden is hij niet erg geschikt voor een leven in een gezin. Hij moet er op getraind worden niet het spoor van een dier te verlaten voor dat van een ander.
Verzorging
Hij is geen hond voor het leven in de stad en hij wordt niet graag alleen gelaten. Hij is van nature een meutehond en geschikt voor leven in een kennel. Hij heeft dagelijks beweging nodig, hij moet regelmatig worden geborsteld, en er moet geregeld aandacht worden besteed aan zijn oren.
Gebruik
Jachthond. |
|
Hoofd
Lang en slank, benig, niet erg breed. Vrij vlakke schedel, iets naar beneden hellend naar een gebogen, middellange neusbrug. Iets toelopende snuit. Grote, brede en prominente neus-spiegel.
Ogen
Groot, bruin, met zwarte randen.
Oren
Vrij laag aangezet, slank, gemiddelde breed en lang, licht gevouwen.
Lichaam
Lang. Lange, smalle hals, zonder keelhuid. Zeer diepe borstkas, hoger dan breed. Lange ribben. Buiklijn iets opgetrokken. Gespierde lendenen. Goed gespierde rug.
Ledematen
Goed gespierde, stevige benen. Vrij lange, zeer stevige wolvenvoeten.
Staart
Middellang, slank zonder pluim. Elegant in een boog gedragen.
Vacht
Kort en glanzend.
Kleur
Driekleurig, met een zwarte mantel of grote vlekken, soms zwart en oranje. Wolfs-grijs komt algemeen voor.
Schofthoogte
Reu: 62 tot 72 cm. Teef: 60 tot 70 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 35 kg.
|
|
|