|
|
|
Groep
|
Gezelschapshonden
|
FCI
|
283
|
Sectie
|
1.2
|
De Coton de Tuléar, genoemd naar zijn katoenachtige vacht,
maakt deel uit van de Bichon-familie. Zijn voorouders, Bichons die
werden ingezet voor de rattenvangst, belandden op Madagaskar met de
Franse troepen. Vanuit deze ingevoerde dieren ontstond op het
gelijknamige eiland, de Coton de la Réunion. Dit ras, dat
tegenwoordig is uitgestorven, leverde afstammelingen die op
Madagaskar met name met de Maltezer werden gekruist. Het nieuw
ontstane ras kreeg de naam van de Madagassische stad Tuléar.
Hij kreeg bekendheid bij de Franse adel die tijdens het koloniale
tijdperk op de eilanden van de Indische oceaan woonden. Dit ras,
dat in 1970 werd erkend door de F.C.I., werd in 1977 in Frankrijk
ingevoerd. Zijn bescheiden aantal blijft stabiel, hij is niet
zeldzaam meer. Ook in Nederland wordt er regelmatig mee
gefokt.
Type hond
Leeuwhondjes en verwante rassen
Land van herkomst
Madagaskar
Oorspronkelijke naam
Coton de Tuléar
Andere naam
Coton, Katoenen Knuffelhond
Karakter
Hij is robuust, standvastig, zeer levendig en is dol op zwemmen. Op
Madagaskar werd hij gebruikt als terriër, waakhond en voor de
jacht op ongedierte. Hij is beweeglijk en uitgelaten, met een
uitgesproken karakter, maar ook aanhankelijk en erg toegewijd aan
zijn baas. Hij kan wel eens agressief zijn tegen zijn soortgenoten
en blaft nogal veel. Hij moet vanaf het begin consequent worden
opgevoed.
Verzorging
Hij kan goed op een appartement wonen. Hij is erg sportief en maakt
graag lange wandelingen. Hij is niet graag alleen. De Coton de
Tuléar dient dagelijks geborsteld en gekamd te worden. Het
is aan te bevelen om de hond regelmatig te wassen en drie of vier
maal per jaar te laten trimmen.
Gebruik
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Kort, driehoekig van bovenaf gezien. Convexe schedel. Weinig
gemarkeerde stop. Rechte neusbrug. Fijne lippen. Zwarte of
tabakskleurige neusspiegel.
Ogen
Rond, donker, goed uit elkaar staand.
Oren
Hoog aangezet, afhangend, dun, driehoekig. Bedekt met witte of
gekleurde haren (gele vlekken; mengeling van gele en zwarte haren,
enkele zwarte haren).
Lichaam
Lang. Gespierde hals zonder keelhuid. Goed ontwikkelde borst. Licht
gewelfde, goed gespierde rug. Licht gewelfde, goed gespierde
lendenen. Rond, breed kruis. Ranke buiklijn.
Ledematen
Gespierd, stevige botten. Ronde, kleine voeten. Gesloten
tenen.
Staart
Laag aangezet, ongeveer 18 cm lang, dik bij de basis, fijn aan de
punt. In rust valt hij tot onder het spronggewricht, met verheven
punt.
Vacht
Ongeveer 8 cm lang, fijn, licht golvend, katoenachtige
structuur.
Kleur
Wit. Enkele gele of grijze vlekken, met name op de oren, zijn
toegestaan.
Schofthoogte
Reu: 25 tot 32 cm. Teef: 22 tot 28 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reu: 4 tot 6 kg. Teef: 3,5 tot 5 kg.
|
|
|