|
Alias
|
Siberische Husky
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
270
|
Sectie
|
1
|
In Canada wordt elke sledehond met een schorre ("husky") blaf een
husky genoemd. De Siberische Husky, afkomstig uit
Noord-Siberië, stamt waarschijnlijk rechtstreeks af van de
wolf en werd door de van oorsprong daar wonende Chukchi-stam
ontwikkeld. In 1909 werd het ras in Canada geïntroduceerd om
in sledehondenrennen mee te doen. De eerste standaard werd in 1930
gepubliceerd, en de eerste Amerikaanse Siberische Husky club werd
in 1938 opgericht. Het ras kwam in 1950 in Europa, en werd door de
FCI in 1966 erkend.
Type hond
Sledehonden
Land van herkomst
Noord-Amerika
Oorspronkelijke naam
Siberian Husky
Andere naam
Siberische Husky, Husky
Karakter
Deze rustieke hond met groot uithoudingsvermogen is heel
onafhankelijk en neigt tot zwerven. Als gezelschapshond is hij
aanhankelijk en sociaal. De Siberische Husky is geen goede
waakhond, want hij is niet argwanend tegen-over vreemden. Het ras
is niet agressief tegenover andere honden. Zijn jachtinstinct is
zeer sterk ontwikkeld, zodat hij een sterke, hoge omheining
vereist. Door een consequente en gedegen opvoeding van de hond moet
de eigenaar zijn positie als groepsleider bevestigen.
Verzorging
Dit ras heeft veel ruimte nodig en zal heel ongelukkig zijn als het
binnenshuis wordt gehouden. De Siberische Husky heeft zeer veel
beweging nodig om geestelijk gezond te blijven. Wekelijks borstelen
is nodig. Vaker en stevig borstelen is aan te bevelen tijdens de
seizoensrui.
Gebruik
Sledehond (lichte lasten bij matige snelheid over grote afstanden).
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Niet zwaar. Schedel enigszins rond van boven. Uitgesproken stop.
Matig lange snuit. Donkere lippen. Neusspiegel komt overeen met
vachtkleur.
Ogen
Amandelvormig, enigszins schuin geplaatst Bruin of blauw. Elk oog
een verschillende kleur of beide kleuren in elk oog is
toegestaan.
Oren
Middelgroot, driehoekig. Rechtopstaand, hoog aangezet, en dicht bij
elkaar. Dik en goed behaard.
Lichaam
Matig compact. Gewelfde hals, trots rechtop gedragen als de hond
staat. Als de hond loopt, wordt de hals naar voren gestrekt, zodat
het hoofd iets naar voren wordt gedragen. Borst is diep en sterk,
maar niet te breed. Strakke, lenige lendenen. Croupe hellend, maar
nooit steil. Rechte, stevige, middellange rug.
Ledematen
Gespierde benen met stevige botten. Compacte, ovale (niet lange)
voeten, met stevige voetzolen en dikke kussens.
Staart
Rijkelijk behaard, in een boog over de rug gedragen.
Vacht
Middellang, recht en ietwat gladliggend. Nooit ruw. Dichte, zachte
ondervacht.
Kleur
Elke kleur van zwart tot volledig wit is toegestaan. Een reeks
aftekeningen en opvallende patronen zijn gebruikelijk.
Schofthoogte
Reu: 54 tot 60 cm. Teef: 51 tot 56 cm.
Borstomvang
Gewicht
Reu: 20,5 tot 28 kg. Teef: 15,5 tot 23 kg.
|
|
|