|
|
|
Groep
|
Herdershonden en Veedrijvers behalve Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
287
|
Sectie
|
2
|
Men denkt dat deze hond het resultaat is van kruisingen tussen de
inmiddels uitgestorven Smithfield (nauw verwant aan de Old English
Sheepdog), de Dingo, de Schotse Herder en de Bullterriër.
Tegen 1840 zou het ras ook bloed van de Dalmatiër en de
Australian Sheperd gekregen hebben. Hij wordt ook "Heeler" genoemd,
omdat hij het vee zo goed in de hielen kan bijten zonder verwond te
raken. Het ras werd rond 1890 erkend. In Europa en de Verenigde
Staten is het pas sinds de jaren 70 bekend.
Type hond
Bouviers
Land van herkomst
Australië
Oorspronkelijke naam
Australian Cattle Dog
Andere naam
Australische Veedrijvershond, Heeler
Karakter
Deze dynamische hond is altijd alert. Hij is moedig en waakzaam.
Hij is geboren om vee te hoeden en te bewaken. Hij is rustiek en
zeer beweeglijk. De Australian Cattle Dog maakt vrijwel geen geluid
als hij werkt (zijn blaffen lijkt op het krassen van een uil). Hij
is onmisbaar voor de Australische boeren, die op gigantisch grote
terreinen moeten werken in een heet klimaat. Hij is een trouwe
vriend, die erg aan zijn baas en de familie gehecht is. Omdat hij
wantrouwend is tegenover vreemden, is hij een uitstekende
waakhond.
Verzorging
De Australian Cattle Dog is geen hond om in de stad te leven. Als
hij gedwongen wordt binnenshuis te leven, zal hij schade aanrichten
in huis, omdat hij geen ruimte heeft en geen activiteiten kan
ontplooien. Hij heeft elke dag zeer veel beweging nodig. Regelmatig
borstelen is voldoende.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. Bewaakt en leidt het vee. Waakhond.
|
|
Hoofd
Krachtig. Brede, licht gewelfde schedel. Lichte stop. Gespierde
wangen. Krachtige, middellange neusrug. Dichte, strakke
lippen.
Ogen
Ovaal, middelgroot, donkerbruin.
Oren
Vrij klein, breed aan de basis, gespierd en puntig. Rechtop
gehouden.
Lichaam
Langer dan hoog, compact, harmonisch gebouwd. Buitengewoon
krachtige hals, zonder keelhuid. Krachtige rug. Diepe, gespierde
borstkas. Goed gewelfde ribben. Stevige schouders, schuin staand en
gespierd. Brede, sterke en gespierde lendenen. Horizontale toplijn.
Hellende croupe.
Ledematen
Krachtige benen. Ronde voeten. Korte, sterke, gewelfde en gesloten
tenen.
Staart
In rust licht gebogen. Met veel haar bedekt (borstelig).
Vacht
Kort (2,5 tot 4 cm), glad, dubbel, dicht, recht, hard en vlak tegen
het lichaam liggend, waterdicht. Langer op de achterkant van de
benen en op het onderlichaam. Korte, dichte ondervacht.
Kleur
Blauw: blauw, blauwgespikkeld, met of zonder zwarte, blauwe of tan
vlekken op het hoofd. Roodgespikkeld: kleine rode vlekjes over het
hele lichaam.
Schofthoogte
Reuen: 46-51 cm. Teven: 43-48 cm.
Borstomvang
Gewicht
15-20 kg.
|
|
|