|
|
|
Groep
|
Windhonden
|
FCI
|
158
|
Sectie
|
3
|
Deze hond zou samen met de Sloughi en de Saluki afstammen van de
Tesem, Egyptische Windhond uit de klassieke Oudheid,
vertegenwoordigd op de graven van de farao's. Hij zou via
Griekenland naar Europa zijn gekomen en naar Groot-Brittannië
via de Feniciërs. Zijn oorspronkelijke naam zou Greek Hound of
Griekse Windhond zijn geweest. De in Engeland ingevoerde Spaanse
Windhond (Galgo) zou aan zijn ontwikkeling hebben bijgedragen. Hij
werd verder ontwikkeld onder het bewind van Hendrik VIII voor de
hazenjacht en coursing. De hertog van Norfolk bepaalde op verzoek
van Elisabeth I de voorschriften voor de beoordeling van windhonden
bij de achtervolging van de haas in de openlucht. Vanaf 1927 wordt
hij gebruikt in wedstrijdrennen op de cynodroom (hondenrenbaan).
Deze voor de wedrennen ontwikkelde hond is de volbloed onder de
windhonden, de Greyhound is een magnifieke renmachine.
Type hond
Kortharige Windhonden
Land van herkomst
Groot-Brittannië
Oorspronkelijke naam
Greyhound
Andere naam
Engelse Windhond, Hazewindhond, Grey
Karakter
Hij is levendig, sterk, moedig en heeft een goed
uithoudingsvermogen. Deze Windhond staat bekend als de snelste ter
wereld. Hij kan topsnelheden halen van 70 km/uur. Met zijn uiterst
scherpe ogen is hij zeer ge-schikt voor de jacht en de wedrennen.
Op de cynodroom is hij de formule 1 onder de honden. Hij is
aanhankelijk, zachtaardig, gevoelig en heeft een goed karakter. Hij
is onverschillig tegenover vreemden. Hij dient consequent te worden
opgevoed.
Verzorging
Hij heeft ruimte nodig en moet absoluut iedere dag kunnen rennen.
Dagelijks borstelen is noodzakelijk.
Gebruik
Jachthond. Windhondenrennen. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Lang en tamelijk breed. Platte schedel. Lichte stop. Lange snuit.
Sterke kaken. Zwarte, spitse neusspiegel.
Ogen
Ovaal, schuin geplaatst. Bij voorkeur donkergekleurd.
Oren
Klein, fijn, in een roos gedragen (een rozenoor genaamd).
Lichaam
Uitgestrekt. Lange, gewelfde hals zonder keelhuid. Diepe, ruime
borst. Lange, goed gewelfde ribben. Tamelijk lange, brede en
vierkante rug. Stevige, gewelfde lendenen. Stevige achterhand. Goed
opgetrokken flanken.
Ledematen
Lang, goed gespierd, goed ontwikkelde botten. Compacte gesloten
voeten.
Staart
Tamelijk laag aangezet, lang, stevig bij de staartwortel,
geleidelijk smaller wordend naar de punt. Laag en licht gebogen
gedragen.
Vacht
Glad of kort, fijn en dicht.
Kleur
Zwart, wit, rood, blauw, reebruin, lichtbruin, gestroomd of een van
deze kleuren met witte vlekken.
Schofthoogte
Reu: 71 tot 76 cm. Teef: 68 tot 71 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 30 kg.
|
|
|