|
|
|
Groep
|
Spitsen en oertypes
|
FCI
|
255
|
Sectie
|
5
|
De Akita werd in de provincie Akita op Honshu-eiland ontwikkeld.
Eerst heette hij Akita Matagi (hond die op beren jaagt). Het is een
middelgrote jachthond. De voorouders van de Akita waren misschien
Chinese rassen die later met Mastiff en de Tosa werden gekruist. De
Akita werd lange tijd als een jachthond op groot wild gebruikt, en
voor hondengevechten. Het ras begon in de vergetelheid te raken,
maar maakte een verbazingwekkende comeback toen het werd aangewezen
als onderdeel van het natuurlijk erfgoed van Japan. De Akita, de
grootste Japanse Keeshondensoort, wordt nu vrijwel alleen als
gezelschapshond gebruikt. Deze grote Keeshond wordt ook in Europa
en Amerika gewaardeerd, waar een grotere variëteit werd
ontwikkeld die ongeveer 50 kg weegt.
Type hond
Aziatische Keeshonden en soortgelijken
Land van herkomst
Japan
Oorspronkelijke naam
Akita Inu
Andere naam
Akita Japanse, Akita
Karakter
Deze robuuste, krachtige en zeer moedige hond is onafhankelijk en
trots, maar rustig. Hij is volgzaam, waardoor hij een uitstekend
gezelschapshond is, makkelijk in de omgang. Deze buitengewone
waak-hond is argwanend tegenover vreemden en altijd waakzaam, maar
hij blaft zelden. De Akita heeft een alfa-persoonlijkheid en kan
daarom moeilijk met andere honden samenleven. Consequente maar
zachtaardige opvoeding is vereist.
Verzorging
Deze zeer sportieve hond kan zich alleen als huishond aanpassen als
hij iedere dag veel beweging kan krijgt. Dagelijks borstelen is
nodig. Extra vaak en stevig borstelen wordt tijdens seizoensrui
aanbevolen.
Gebruik
Waakhond. Gebruikshond: politiehond, geleidehond, reddingshond.
Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Sterk. Breed voorhoofd. Opvallende stop met duidelijk zichtbare
groef op het voorhoofd. Rechte neusbrug. Matig lange, sterke snuit.
Strakke lippen.
Ogen
Klein, bijna driehoekig. Donkerbruin van kleur.
Oren
Klein, dik, driehoekig, met licht afgeronde punten. Rechtop en naar
voren gericht.
Lichaam
Lang. Dikke, gespierde hals zonder keelhuid. Diepe borst. Ribben
enigszins gewelfd. Buiklijn goed opgetrokken. Brede, gespierde
lendenen. Rechte, stevige rug.
Ledematen
Dikke, ronde, compacte, gesloten, gewelfde voeten. Krachtige benen
met zware botten.
Staart
Hoog aangezet. Dik Strak gekruld over de rug gedragen.
Vacht
Kort, hard, recht. langer op de schouders en romp. Nog langer op de
staart. Dichte, zachte ondervacht.
Kleur
Rood, sesam (rood haar met zwarte punt), gestroomd en wit. Alle
kleuren behalve de witte moeten urajiro zijn (witachtig haar op de
zijkant van de snuit, op de wangen, onder de kaak, op de keel,
voorborst, onderlijf, onderkant van de staart en binnenkant van de
benen).
Schofthoogte
Reu: 67 cm (64 tot 70 cm). Teef: 61 cm (58 tot 64 cm).
Borstomvang
Gewicht
30 tot 50 kg.
|
|
|