|
|
|
Groep
|
Herdershonden en Veedrijvers behalve Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
297
|
Sectie
|
1
|
De voorouders van de Border Collie waren Arctische rassen die de
rendierkudden hoedden. Toen ze met de Vikingen op de Britse
Eilanden arriveerden, werden ze met plaatselijke herdershonden
gekruist. De Border Collie werd genoemd naar de streek waar het ras
werd ontwikkeld, het heuvelachtige grensgebied (border country)
tussen Engeland en Schotland. De Border Collie is meest voorkomende
Collie en, heeft nog steeds dezelfde taak als in de achttiende eeuw
- het bewaken van de kudde. Het ras werd pas in de negentiende eeuw
gestandaardiseerd. Het werd in 1976 door de Kennel Club of England
erkend, en in 1985 door de Canadian Kennel Club.
Type hond
Herdershonden
Land van herkomst
Groot-Brittannië.
Oorspronkelijke naam
Border Collie
Andere naam
Karakter
Deze energieke, enthousiaste hond heeft van nature een heel
vriendelijk karakter, maar is een vasthoudende werker. Hij is
buitengewoon gehecht aan zijn baas. Hij is makkelijk op te voeden,
omdat hij oplettend en zeer intelligent is. De Border Collie is
gereserveerd tegenover vreemden, maar hij is niet schuw of
agressief. Hij heeft een scherp reukvermogen. Maar hij staat bekend
om de manier waarop hij zijn ogen gebruikt, waardoor hij schapen
aanzet om zich in beweging te zetten en terug te keren. Als hij met
zijn baas samenwerkt, kruipt hij tot dicht bij een schaap en staart
dit intensief in de ogen, alsof hij het hypnotiseert; dan kruipt
hij langzaam vooruit als een jachthond. Bij veehoeder-wedstrijden
is de Border Collie het meest vertegenwoordigde ras.
Verzorging
Deze hond is een herdershond bij uitstek, en dat moet hij ook
blijven. Zijn training begint op een leeftijd van ongeveer zes
maanden en kan één of twee jaar duren. Hij kan zich
niet goed aanpassen aan het leven in de stad, hoewel hij zich wel
vrij makkelijk kan aanpassen als gezelschapshond in het gezin. Deze
onvermoeibare herdershond verlangt dagelijkse beweging. Er is
verder geen speciale verzorging nodig.
Gebruik
Vee- en schapenhoeder. De aangeboren vaardigheden en eigenschappen
van dit ras maken hem tot de ideale herdershond, die hij ook moet
blijven.
|
|
Hoofd
Vrij brede schedel. Krachtige, relatief korte snuit. Duidelijke
stop. Zwarte, bruine of donkergrijze neusspiegel, afhankelijk van
de kleur van de vacht.
Ogen
Ovaal, ver uit elkaar staand. Bruin, behalve bij de merles, die
blauwe ogen kunnen hebben.
Oren
Middelgroot, ver uit elkaar geplaatst en rechtop of half-rechtop
gedragen.
Lichaam
Goed geproportioneerd en atletisch. Krachtige hals. Goed gewelfde
ribben. Gespierde lendenen. Diepe en vrij brede borstkas.
Ledematen
Stevige botten. Ovale voeten. Goed gesloten, gewelfde tenen.
Staart
Middellang. Laag aangezet, enigszins omhoogkrullend aan het
eind.
Vacht
Er zijn twee vari?teiten, met een ruwe vacht, die manen, een broek
en een vossenstaart (brush) heeft, en met een gladde vacht. Beide
vari?teiten hebben een dichte vacht van middelmatige textuur, en
een dichte, zachte ondervacht.
Kleur
In het algemeen bont, met witte kraag, bles en sokken, waarbij de
rest van de vacht zwart is. Alle kleuren zijn toegestaan, maar wit
mag niet overheersen.
Schofthoogte
Reuen: 50-55 cm. Teven: 47-52 cm.
Borstomvang
Gewicht
15-20 kg.
|
|
|