|
Aliasses
|
Schnauzer
|
Groep
|
Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
|
FCI
|
182
|
Sectie
|
1.2
|
Zijn naam komt van 'Schnauzer' (snoet) naar aanleiding van zijn
karakteristieke ruig behaarde snuit. Tot de negentiende eeuw werden
de Schnauzers 'Pinschers met een ruwe vacht' genoemd. Er bestaan
drie Schnauzer variëteiten. De Middenslag Schnauzer waarvan de
afkomst niet bekend is. Mogelijk stamt hij af van uitgestorven
rassen zoals de Biberhund en een ruwharige rattenvanger, of van een
bepaald soort van herdershonden? Hij werd vooral gebruikt voor het
verjagen van ongedierte. Waarschijnlijk is de Riesenschnauzer
afkomstig van een kruising van de Middenslag Schnauzer, de Duitse
Dog en de Bouvier Belge des Flandres of zou eenvoudigweg de grotere
broer van de Middenslag Schnauzer kunnen zijn. Hij wordt
verondersteld afkomstig te zijn van Württemberg. De kunstenaar
A. Dürer beschreef hem in één van zijn werken.
De Schnauzer vergezelde de paarden van de postwagens en verdreef
knaagdieren uit de stallen. Men noemde hem trouwens ook 'de
stalgriffon'. De Dwergschnauzer werd in 1880 verkregen door de
selectie van kleine exemplaren. De Riesenschnauzer is de meest
voorkomende variëteit in Europa terwijl in de landen waar
Engels wordt gesproken de Dwergschnauzer op de eerste plaats
komt.
Type hond
Schnauzer
Land van herkomst
Duitsland
Oorspronkelijke naam
Schnauzer
Andere naam
Standaard Schnauzer
Karakter
Levendig, actief, onstuimig maar evenwichtig, groot
weerstandsvermogen, fier en dominant. De Riesenschnauzer is
rustiger terwijl de Dwerg variëteit buitenissiger is. Het is
een toegewijde, vriendelijke hond, een aangename familiehond die
graag bij kinderen is. De Riesenschnauzer en de Middenslag
Shnauzer, steeds waakzaam, onomkoopbaar, wantrouwig tegenover
vreemden, zijn uitstekende wakers. Schnauzers vragen een
consequente opvoeding en veel aandacht.
Verzorging
Deze honden kunnen niet in een appartement gehouden worden. Het
zijn sportieve dieren die ruimte en beweging nodig hebben om hun
conditie te behouden en evenwichtig te blijven. Ze moeten dagelijks
geborsteld en om de drie maanden geplukt worden.
Gebruik
Naar gelang hun grootte: waakhond, verdedigingshond, of ingezet bij
het leger. Gezelschapshond.
|
|
Hoofd
Lange, robuuste schedel. Duidelijke stop. Rechte neusrug. De ruig
behaarde snuit is wigvormig. Zwarte lippen.
Ogen
Ovaal, donker.
Oren
Gecoupeerd: gelijkmatig rechtop. Niet gecoupeerd: V-vormig,
geplooid of klein en rechtopstaand.
Lichaam
Vierkant gebouwd. Gebogen hals. Korte rug, licht hellend naar de
croupe toe. Middellange borstkas. Vrij vlakke ribben. Matig
opgetrokken buik.
Ledematen
Sterk gespierd. Korte, ronde voeten. Goed gesloten en gewelfde
tenen. Donkere nagels.
Staart
Hoog aangezet en naar boven gedragen. Indien gecoupeerd is de
staart ingekort tot op drie staartwervels.
Vacht
Stug, draadachtig hard, dicht. Dichte ondervacht. Ruige baard en
warrige wenkbrauwen die de ogen gedeeltelijk verbergen.
Kleur
Uniform zwart of 'peper en zout'. Donker masker. Witte aftekeningen
zijn niet gewenst.
Schofthoogte
45-50 cm.
Borstomvang
Gewicht
Ongeveer 15 kg.
|
|
|