|
Alias
|
Grand gascon saintongeois
|
Groep
|
Lopende honden - zweethonden en verwante rassen
|
FCI
|
21
|
Sectie
|
1.1
|
Halverwege de negentiende eeuw wilde Graaf J. de Carayon-Latour de
afnemende Saintonge hondenpopulatie nieuw leven inblazen. Hiertoe
kruiste hij de laatste exemplaren van dit ras met de Bleu de
Gascogne van Baron de Ruble, waarbij de Gascon-Saintongeois werd
gecreëerd. Dit betekende het einde van de Saintonge, die
afstamde van de Bloedhond, en die een witte vacht had met zwarte
vlekken en tan aftekeningen. De Gascon-Saintongeois is een
meutehond die in twee variëteiten voorkomt, en door de FCI als
twee aparte rassen wordt erkent: - De Grand Gascon-Saintongeois,
vaak gebruikt bij de jacht met geweer en soms bij de jacht op groot
wild. Deze variëteit raakt uitgestorven en wordt
gebruikt bij het kruisen van andere jachthondenrassen; - De Petit
Gascon-Saintongeois, voornamelijk gebruikt bij de jacht op haas.
Deze variëteit werd in het begin van de twintigste eeuw
ontwikkeld, toen jagers in het zuidwesten van Frankrijk de kleinste
honden selecteerden uit de nesten van de Grand
Gascon-Saintongeois.
Type hond
Lopende honden
Land van herkomst
Frankrijk
Oorspronkelijke naam
Gascon-Saintongeois
Andere naam
Grand Gascon-Saintongeois Petit Gascon-Saintongeois
Karakter
Deze meutehond bij uitstek is zeer snel, heeft een scherpe neus en
een krachtige blaf. Hij wordt als de beste speurhond voor haas
beschouwd. Hij is zeer veelzijdig, en wordt ook voor de jacht op
groot wild gebruikt. Hij heeft een vastberaden baas nodig.
Verzorging
De Gascon-Saintongeois past het best in een kennel. Hij heeft
ruimte en beweging nodig. Hij moet regelmatig worden
geborsteld.
Gebruik
Jachthond.
|
|
Hoofd
Fijnbesneden en lang. Vrij smalle, gewelfde schedel. Lichte stop.
Grote en iets gebogen neusbrug. Droge wangen. Goed ontwikkelde
neusspiegel.
Ogen
Ovaal, donkerbruin.
Oren
Lager dan de ogen aangezet, lang en dun, gekruld en hangend.
Lichaam
Lang. Middellange en niet al te dikke hals, iets gebogen met een
lichte keelhuid. Diepe, brede borstkas. Licht gewelfde ribben.
Licht gewelfde lendenen. Vrij lange flank. Zeer vlakke rug. Brede,
tamelijk vlakke croupe.
Ledematen
Niet erg lange, ovale voeten met gesloten tenen en zwarte nagels.
Sterke benen met stevige botten.
Staart
Goed aangezet en zeer smal aan het eind.Sabelvormig gedragen.
Vacht
Kort en dicht.
Kleur
Witte ondergrond met zwarte vlekken, soms gespikkeld. Meestal twee
zwarte vlekken aan de zijkant van het hoofd, oren en ogen bedekkend
en bij de wangen eindigend. Wangen tan, bij voorkeur bleek van
kleur. Twee tan aftekeningen boven de wenkbrauwen. Tan aftekeningen
op de binnenkant van de oren. Tan spikkels op de benen. Soms een
"marque de chevreuil" (reekleurige aftekening op de onderkant van
de dij).
Schofthoogte
Grand Gascon-Saintongeois: reu: 65 tot 72 cm; teef: 62 tot 68
cm.
Borstomvang
Gewicht
Petit Gascon-Saintongeois: reu: 52 tot 60 cm; teef: 50 tot 56 cm.
Grand Gascon-Saintongeois: ongeveer 35 kg. Petit
Gascon-Saintongeois: ongeveer 25 kg.
|
|
|