Algemeen  
Rassen beschrijvingen De aanschaf van een hond De regels bij aanschaf Op zoek naar een fokker Asiel honden Behendigheid Gehoorzaamheid
  Verzorging  
Verzorging algemeen Tanden Vacht Parasieten Ogen Oren Neus Beweging
  Gedrag  
Opvoeding van de hond Socialisatie van pups Erfelijke aanleg van gedrag Leren / conditioneren Probleem gedrag Uw hond alleen thuis Zindelijkheidstraining Trekken aan de riem Deemoedsplassen Bench training Leren apporteren
  Foto & Video
Lara 0 - 11 weken Lara 11 - 13 weken Lara 14 - 17 weken Lara Tot een half jaar Lara Tot één jaar Lara Foto shoot thuis 2007 Lara In de studio 2007 Bo als pup Lara & Bo In de studio 2008 Dogwise Boswandeling Juni 2007 Boswandeling Augustus 2007 Walk-about Vorden 2007 Walk-about Bussloo 2008 Dogwise Zomerspel 2008 Dogwise Zwembad 2008 Video Stop dogfighting Lara & Bo video
 


Landseer (ECT)

landseer

Alias
Groep Pinschers, Schnauzers, Molossers en Zwitserse Sennenhonden
FCI 226
Sectie 2.2

Deze hond, afstammeling van de Newfoundlander, dankt zijn naam aan de kunstenaar E. Landseer die hem rond 1837 op schilderijen afbeeldde. Hij werd ten onrechte beschouwd als een witzwarte variëteit van het Brits-Amerikaanse type van de Newfoundlander. Dit ras was in het begin van de twintigste eeuw bijna verdwenen maar is behouden door Duitse fokkers die er bloed van berghonden in brachten (o.a. Pyreneese Berghond). In 1960 erkende de F.C.I. hem als apart ras, los van de Newfoundlander.

Type hond
Molosser Bergtype

Land van herkomst
Duitsland

Oorspronkelijke naam
Landseer, Europäisch, Kontinentaler Typ

Andere naam
Landseer Europees Continentaal Type

Karakter
De Landseer ECT is alert en moedig. Hij houdt van water en is een aanhankelijke en zachte hond.

Verzorging
Hij houdt er niet van om opgesloten te zijn. Hij heeft ruimte en beweging nodig en moet dagelijks geborsteld worden.

Gebruik
Jachthond (waterwild). Reddingshond. Waakhond. Gezelschapshond.
Hoofd
Breed en massief. De hoofdhuid vertoont geen plooien en is met korte, fijne haren bedekt. Duidelijke stop maar minder uitgesproken dan bij de Sint Bernard. Droge lippen.

Ogen
Middelgroot, amandelvormig, bruin tot donkerbruin.

Oren
Middelgroot, driehoekig, vrij dicht bij de ogen aangezet, afhangend aan beide zijden van het hoofd, met korte, fijne haren.

Lichaam
Krachtig. Gespierde hals. Diepe, brede borstkas. Gewelfde ribben. Rechte, zeer brede en robuuste rug. Brede, afgeronde croupe.

Ledematen
Gespierd met zware botten. Ronde voeten.

Staart
Stevig, behaard, afhangend, reikt tot aan de spronggewrichten.

Vacht
Lang, glad, zo dicht mogelijk, fijn. De ondervacht is minder dicht dan bij de zwarte Newfoundlander.

Kleur
Wit met losse, zwarte platen op de romp en de croupe. De hals, de borst, de buik, de ledematen en de staart moeten wit zijn. De kop is zwart, de snuit wit.

Schofthoogte
Reuen: 72-80 cm. Teven: 67-72 cm.

Borstomvang


Gewicht
50-70 kg.